Na de première van Puccini’s wellicht meest geliefde opera La bohème bij De Nationale Opera afgelopen donderdag, reageerden de critici verdeeld. Mercredi roemde dirigent Roberto Palumbo, die ‘Puccini’s meesterlijke effecten kan maximaliseren’, Place de l’Opéra kapittelde de Italiaan omdat hij ‘wel erg veel vrijheid in de frasering van de melodieën’ nam. Collega Henri Drost van Cultuurpers hield het niet droog bij deze ‘emotionele achtbaan’; volgens hem kan de productie uitgroeien tot een triomf, ‘wanneer Palumbo het Nederlands Philharmonisch Orkest niet bestuurt alsof hij voor de eerste keer in een Ferrari zit’.
Kennelijk heeft Palumbo de kritiek ter harte genomen, want gisteren was van ongebreideld optrekken en plotseling afremmen nauwelijks sprake. Wel leek het orkest aanvankelijk op een Teutoonse stoomwals, die de zangers eerder dreigde te verpletteren dan hen te ondersteunen in hun meeslepende lyriek. Ook Puccini’s kleurrijke orkestklank kwam geregeld in het nauw en het duurde bijna twee bedrijven voor de driftig gesticulerende Al-Capone lookalike een goede balans vond tussen orkestbak en podium.
[Tweet “De frêle Grazia Doronzio ontroert als Mimì vanaf het eerste moment “] Jammer, want de cast is voorbeeldig gekozen. De frêle Grazia Doronzio ontroert als Mimì vanaf het eerste moment met haar volle, warme sopraan en ingeleefde vertolking. Onbegrijpelijkerwijze was zij uitgedost in een tuttige jurk boven zwarte bouwkistjes – van iemand die lelies en rozen borduurt zou je meer raffinement in haar eigen kleding verwachten. Dat Rodolfo (de al even prachtig zingende tenor Atalla Ayan) als een blok voor haar valt, is dan ook ietwat ongeloofwaardig. Wellicht ligt haar kracht inderdaad in haar ‘occhi belli’, zoals hij verzucht. – Met zijn leren pak lijkt hij een dichter van het type Ilja Leonard Pfeijffer.Rodolfo’s vrienden zijn al even goed getroffen, als zanger én acteur. Met aanstekelijk plezier darren de kunstenaar Marcello (Massimo Cavaletti, gestoken in pyama), de filosoof Colline (Gianluca Buratto, gekleed als grauwe kantoorklerk) en de musicus Schaunard (Thomas Oliemans, in rockster-outfit) door het koude, witte atelier van Marcello. Vooral Oliemans maakt indruk vanwege zijn sonore bariton en zijn vermogen om binnen seconden te schakelen tussen jeugdige grol en serieuze bezorgdheid om Mimì. Joyce El-Khouri is overweldigend als wulpse femme fatale. In haar – wél goed gekozen – glitterjurk brengt zij de mannen het hoofd op hol, terwijl ze zich ondertussen bekommert om het lot van haar vriedin.
Regisseur Benedict Andrews maakte met La bohème een voorbeeldige productie, waarin het verismo van Puccini goed tot zijn recht komt. Dit keer eens geen deconstructie of geforceerd aanhaken bij de actualiteit, waarmee menig regisseur het oorspronkelijke verhaal offert aan zijn eigen ‘visie’. In de eerste acte staan er ijsbloemen op de ramen en verstoken de studenten het manuscript van Rodolfo in een heuse kachel; in de kroeg lopen echte obers rond; in de derde acte valt er sneeuw en in de vierde zien we uitbottende bomen in de tuin voor Marcello’s atelier. Het is het laatste beeld dat Mimì op haar netvlies heeft.
Ook ik pinkte een traantje weg toen zij eenzaam in een hoekje stilletjes haar laatste adem uitblies. Onwillekeurig dacht ik: ‘Rodolfo, eikel! Zelfs in haar stervensuur verwarm je Mimì’s gelida mano niet.’ – Kortom: verismo van de bovenste plank.
La bohème is een coproductie van de Nationale Opera en English National Opera en is in Amsterdam nog te zien t/m 30 december 2014.