Foto: Chris Vanderburght
Het werd tijd voor een echte theaterklapper op het Holland festival, na de nogal lauw ontvangen Brits-Amerikaanse Shakespeares van Sam Mendes’ Bridge Project. En klappen deed het bij Rechnitz van Elfriede Jelinek dooor de beste acteurs van de Münchener Kammerspiele. Karin Veraart van De Volkskrant was diep onder de indruk:
…Niet dat het prachtige taalvlechtwerk van Elfriede Jelinek zo direct en eenduidig is, of dat de regie van Jossi Wieler meteen aanstuurt op een conclusie. Maar zijn enscenering van Jelineks Rechnitz bij de Münchner Kammerspiele heeft van meet af aan een dreigende lading.
Zonder dat het stuk volgens haar overigens echt duidelijk wordt boeit het wel:
Met dit spannende, intens intrigerende verbond van taal en theater houden Jelinek, Wieler en de prachtig spelende acteurs van de Kammerspiele je twee uur lang aan je stoel gekluisterd.
Paroolrecensent Simon van den Berg is ook geraakt door het stuk van Jelinek over een verzwegen massamoord door Oostenrijkse notabelen, twee dagen voor het eind van WO2. Hij voelt wel afstand:
Het probleem is wel dat Jelinek’s taal, vol woordspelingen, daderlogica en verwijzingen naar nazi-leuzen weliswaar virtuoos is, maar ook moeilijk vertaalbaar. En misschien is een voorstelling als deze gewoon niet zo relevant in een land waar de grootste deugd niet zwijgen is maar ‘zeggen wat je denkt’.
In NRC Handelsblad beschrijft Kester Freriks de avond, en concludeert dat het allemaal best bijzonder was:
Deze onheilszwangere handelingen en Jelineks taalvloed maken Rechnitz tot een duister, vaak ondoorgrondelijk en tegelijk hypnotiserend stuk.
Het bericht elders op de kunstpagina, dat slangenpopulaties in de gevarenzone verkeren, sloeg bij nader inzien niet op de in het stuk aangehaalde scènes uit Euripides’ Bacchanten, maar was ee wetenschappelijk bericht, omdat kunst en wetenschap het samen met één pagina doen.
In Trouw, dat niet geciteerd mag worden, vindt recensente Hanny Alkema dat deze Rechnitz heel wat treffender en harder aankomt dan de Nederlandse Jelinek’s die eerder dit seizoen te zien waren (Over Dieren door Het Nationale Toneel en Underground door NTGent).
In het Zaha Hadid paviljoen in de Gashouder van de Amsterdamse Westergasfabriek hoorde Volkskrantjournaliste Lonneke Regter ondertussen flink wat hamerslagen, piepen en beuken bij het concert van de Belgische pianist Frederik Croene. In haar artikel geeft zij op een interessante wijze uitleg aan het begrip ‘piepknor-muziek’, zonder er overigens een waardeloordeel aan te verbinden:
Curieus is Poil palliatif voor pianoframe, een onderdeel van Croene’s serie Le piano démécanisé voor ontmantelde buffetpiano. De pianist produceert op het pianoframe, dat eruit ziet als een werkbank met bijbehorende bouwlamp, in tien minuten onheilspellende krasserige en zagende geluiden met hulp van elektronische effecten. Ze veroorzaaken rillingen als in een thriller.
Over het slot van het concert is ze overigens buitengewoon goed te spreken:
Een fijn buitenbeentje bleek Après la pluie van Bart Vanhecke (1964). Fraai contrasteerden stilte voor de storm met zondevloed en opklaring; een evenwicht in dramatiek en constructie die lang beklijft.
Beste,
toch graag enkele rechtzettingen:
de bijbehorende ‘bouwlamp’ is een gewone klassieke bureaulamp.
het interessante aan ‘Le Piano Démécanisé’ is nu net dat het pianoframe klinkt a-l-s-o-f het met de hulp van elektronische effecten is gemaakt…
Mevr. Regter laat inderdaad uitschijnen dat het stuk ‘Après la Pluie’ aan het eind van het concert werd gespeeld, eigenlijk heb ik dat als openingswerk gespeeld.
hartelijke groet,
Frederik Croene
Reacties zijn gesloten.