Met de strijd tussen Titanen en goden op de berg Olympus opent Xenakis 1234, een minifestival in het grote Holland Festival. In vier concerten, verspreid over twee dagen, staat Iannis Xenakis centraal. Daarnaast is ook nog een omvangrijke tentoonstelling aan de Griekse componist gewijd, die van huis uit wiskundige en architect was.
Zeg Xenakis en wie niet zijn schouders ophaalt, holt gillend weg, vrouwen en kinderen eerst. Buren kun je ook prima de stuipen op het lijf jagen met zijn weerbarstige, grillige en onnavolgbare partituren. Partituren waaraan niet zozeer het toeval, maar wiskundige reeksen ten grondslag liggen en die amper rekening houden met de grenzen van het instrumentarium. Dat geldt voor Nomos Alpha, voor cello solo, maar zeker voor Terretektorh, voor 88 instrumenten die niet op het podium of in een orkestbak zitten, maar tussen het publiek, met de dirigent ergens midden in de zaal.
Op veel kleinere schaal is de ruimtelijke opstelling ook aanwezig in het openingsstuk Phlegra voor kamerorkest. Vier strijkers leveren een verbeten strijd met blazers, waarbij halverwege iets ontstaat dat nog het meest lijkt op het drukke getoeter in een metropool. Gek genoeg zonder dat het ook maar een seconde ontspoort. In handen van Reinbert de Leeuw en het Asko | Schönberg kan dat ook amper; sinds de jaren zestig behoort het ensemble tot de pleitbezorgers van Xenakis.
Gevolg is dat wie eenmaal een stuk van Xenakis live heeft gehoord, bij thuiskomst alle cd-registraties in de prullenbak smijt. Zelfs al zijn ze opgenomen door de grootste specialisten als Boulez, zelfs al zijn ze op SACD opgenomen, het blijken opeens fletse reconstructies die amper recht doen aan de grappige en ontroerende passages die wel degelijk aanwezig zijn in de strakke toonreeksen van Xenakis.
Ontroering te over in Versuche, het celloconcert van Wolfgang Rihm, de componist die middels zijn opera Dionysos het overkoepelende thema voor dit Holland Festival leverde: orde en chaos. Massieve akkoorden dreigen de cello bijkans te verzuipen, maar ondanks het donkere begin, klinkt de cello bij vlagen uiterst lyrisch. Daarvoor moet soliste Sonia Wieder-Atherton maar al te vaak toevlucht nemen tot de allerhoogste regionen, maar ondanks vervreemde percussie-effecten klinkt dit ‘probeersel’ amper chaotisch, eerder laatromantisch.
Na de pauze gelukkig genoeg chaos in de wereldpremière van Richard Ayres’ No. 46 voor groot orkest. De in Engeland geboren maar al sinds 1989 in Nederland woonachtige componist maakt in zijn stukken gebruik van een veelkleurig palet. Ditmaal voert hij dit vrolijk nog een stapje verder. Wat komt er allemaal voorbij? Iets dat klinkt als de aanzet tot een gemankeerde cha cha cha, lieflijke walsjes die meteen overstemd worden door voortdravende percussie, marsmuziek die maar niet echt tot volle wasdom komt, violen die wel een mooie melodie willen spelen, maar vanuit het niets opgejaagd worden door blazers, steeds sneller, totdat alles ontspoort in hilarische tekenfilmmuziek met ritmische accenten van een typemachine. Een aanstekelijk en vooral zeer vermakelijk werk, dat nieuwsgierig maakt naar zijn Toon Tellegen-opera The cricket recovers, later dit Holland Festival.
Asko | Schönberg, Residentie Orkest o.l.v. Reinbert de Leeuw, werken van Xenakis, Rihm, Ayres. Gezien: 4 juni, Muziekgebouw aan ’t IJ.
Reacties zijn gesloten.