Tegenstanders van overheidssteun voor kunst en cultuur noemen de Verenigde Staten van Amerika nogal eens als voorbeeld hoe het anders kan. Daar gaat volgens die mensen geen belastinggeld naar kunst en cultuur, en desondanks is er kunst. Anderen wijzen erop dat er in Amerika wel degelijk overheidssteun is voor kunst, en dat veel van de topkunst in de VS mede bestaat dankzij de steun die er voor die kunst is in Europa: de Verenigde Staten importeren meer dan de helft van hun topkunst uit het relatief zwaar gesubsidieerde Europa.
Nu het in de VS slecht gaat, is ook het laatste beetje geld op dat de overheid over had voor theater, beeldende kunst en dans. En grappig genoeg leidt dat in de VS tot vrijwel exact dezelfde discussie als in Nederland: grote instellingen als de Metropolitan Opera in New York worden nauwelijks aangepakt en kunnen de afname van de subsidie makkelijk aan. Slachtoffers vallen in de regio. Kleine theaterinitiatiefjes, een beeldende kunstprojectje met kinderen uit achterstandswijken.
Grootste probleem is dat ook het National Endowment for the Arts, een soort Fonds voor de Podiumkunsten op zijn Amerikaans, flink moet bezuinigen.
De New York Times tekent uit de monden van diverse betrokkenen op dat het ook in de VS inmiddels overvol is geworden op de sponsormarkt. En in de lezersreacties op dat artikel wordt opnieuw dezelfde discussie gevoerd als in de Nederlandse kranten.
Die gaan we hier niet herhalen.