Brieven van Staatssecretaris van Cultuur Zijlstra zijn gevaarlijk, zeker wanneer ze over cijfertjes en regelingen gaan. En we hebben de laatste voorlopig nog niet gezien. Op dit moment gaat het dus over ‘frictiekosten’ voor de culturele sector. Dat zijn de kosten die gesubsidieerde instellingen moeten maken bij beëindiging van hun bestaan door de subsidiestop. Denk bijvoorbeeld aan afvloeiingsregelingen, schadevergoedingen, bloemstukken voor begrafenissen van zelfmoordenaars en het met verlies verkopen van vastgoed.
Op 16 september stuurde Metallica-fan Zijlstra een brief waarin hij gesubsidieerde instellingen vroeg om zelf de nek op het hakblok te leggen. De reacties die de staatssecretaris daarop op heeft ontvangen, vormden de input voor zijn Regelingfrictie-entransitiekostendie eergisteren aan de kamer werd gestuurd. En nu blijkt: Zijlstra heeft een geniale Catch 22 gecreëerd, terwijl de sector zelf met een op zijn minst merkwaardig puntensysteemvoor nieuwe subsidieaanvragen staat te kijken. Het is een ronduit briljante strategie.
Duidelijk is dat de frictiekosten astronomisch hoog zijn. De Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) maakte een globale inschatting, louter voor de sectoren dans, theater en orkesten, dus zonder muziektheater en opera, de muziekensembles en festivals. Uitgaande van de door het Ministerie geplande bezuinigingen van 40% voor dans en theater en 32% voor de orkesten blijken de totale kosten alleen hier al € 91.503.000 te zijn. Voor de hele sector ligt dit bedrag nog veel hoger.
Dit zijn kosten die Zijlstra heeft ingecalculeerd. Hij gebruikte ze niet voor niets in het debat om tegen de wens van de Raad voor Cultuur in de bezuinigingen snel door te voeren. Op 16 september bood hij instellingen die mogelijkgetroffen worden de mogelijkheid om het geld dat nog resteert voor hun activiteiten te gebruiken voor de frictiekosten. Bestudering van de Regelingfrictie-entransitiekostenleert dat de instellingen dat ook daadwerkelijk moeten doen.
En meer dan dat.
Leest u even mee.
De regeling begint zoals te doen gebruikelijk met de nodige definities, gevolgd door een opsomming van welke frictiekosten in aanmerking voor vergoeding komen. En dat wil zeggen: vooral welke kosten niet in aanmerking komen. En dan stuiten we al snel op tegenstrijdigheden.
We lezen:
Frictiekosten die ontstaan door de afbouw van verplichtingen die de instelling is aangegaan op verzoek van de subsidieverlener komen in beginsel in aanmerking voor compensatie (invloedsprincipe).
De subsidieverlener is de rijksoverheid, de afbouw vindt plaats op verzoek van diezelfde overheid, dus een duidelijke zaak: alles wordt gecompenseerd.
Eh, nee…:
Frictiekosten die de subsidieontvanger redelijkerwijs had kunnen voorkomen, komen niet voor vergoeding in aanmerking (preventieprincipe).
Je ziet de rechtszaken al aankomen, want wat is redelijkerwijs? En wat is te voorkomen? En om het nog vager te maken:
Frictiekosten die ontstaan door de afbouw van verplichtingen die zijn aangegaan na het moment dat de subsidieontvanger redelijkerwijs had kunnen verwachten dat de subsidie voor het komende tijdvak zou worden verlaagd of beëindigd, komen niet voor compensatie in aanmerking (anticipatieprincipe).
Weer dat redelijkerwijs, ditmaal gekoppeld aan een moment. Maar welk moment? De dag waarop Zijlstra benoemd werd? De dag waarop hij zijn plannen bekend maakte? De dag waarop de Raad voor Cultuur haar advies uitbracht? De dag waarop Zijlstra dat advies naast zich neerlegde? Welk moment je ook kiest: je valt al snel onder dit anticipatieprincipe, want dat het heel veel minder zou worden, kon iedereen aan zien komen.
En hoe verhouden deze principes zich met de brief van september?
Met zijn brief van 16 september oefende de staatssecretaris invloed uit op de aangeschreven instellingen. Maar waar die aangaven gebruik te willen maken van een regeling, gaven ze daarmee dus ook aan frictiekosten te anticiperen, terwijl er veelal nog wel nieuwe verplichtingen zijn aangegaan, daar het seizoen net begonnen is. En wie niets heeft aangevinkt, heeft ook een probleem, want dan is van anticiperen geen sprake, maar kan het verweer luiden: u had het toch redelijkerwijs aan zien komen, kijk naar het preventieprincipe.
You’re damned if you do, damned if you don’t.
En net als eerder zal Zijlstra op eventuele Kamervragen antwoorden dat hij open kaart heeft gespeeld.
We gaan uiteraard van de oprechte bedoelingen van de staatssecretaris uit.
Wanneer we echter doorlezen en belanden bij de hoogte van de compensatie, worden daar ook weer vele obstakels opgeworpen, die vooral voor die instellingen die niet geheel verdwijnen rampzalig kunnen uitpakken:
Het eigen vermogen en bijzondere bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen zijn mede bestemd om frictiekosten op te vangen.
Dit draagkrachtprincipe betekent niets minder dan dat eerst het eigen vermogen opgemaakt moet worden voordat er van enige compensatie sprake kan zijn. Voor gezelschappen die ophouden te bestaan logisch, maar een uitstel van executie voor wie met veel minder geld door wil gaan. In het gelijktijdig gepresenteerde systeem voor nieuwe subsidieaanvragen zijn immers ook punten te verdienen – en te verliezen – door de financiële gezondheid van een instelling. Wie geen enkele reserve meer heeft, zal negatief scoren en dus minder subsidie ontvangen.
Dit is uiteraard te voorkomen door geen compensatie voor frictiekosten aan te vragen, en op een creatieve manier alles zelf op te lossen.
Hoe?
Niemand weet het, maar als het Zijlstra geen geld kost, vindt hij het prima. Versoepeling van het ontslagrecht voor de timmerman om de hoek is onbespreekbaar voor dit kabinet, maar als die timmerman toevallig een decor aan het bouwen is, dan is veel mogelijk.