Hij is inmiddels uitgever, en daar zal de man die tot vorig jaar directeur was van het Nederlands Letterenfonds, best blij mee zijn. Als directeur van de Bezige Bij, een van ’s lands grootste uitgeverijen, hoeft hij vast nooit meer onderdanig te toosten met de sarcastische staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra. De opluchting was in ieder geval hoorbaar in Pröppers openingstoespraak van Writers Unlimited, donderdag 19 januari 2012. Hij kon ongeremd van leer trekken tegen de stoffige kleinburgerlijkheid waar Nederland in zijn ogen in is verzonken sinds de bange populisten het voor het zeggen hebben.
Een festival als Writers Unlimited doet dienst als de longen van het land:
“Want al jarenlang tracht WU een frisse, bevlogen wind door Nederland te laten waaien en zowel kortademigheid als hijgerigheid als het verspreiden van lege woorden, lege wind: Fama, tegen te gaan. Vanaf het begin zette het festival zich in om de lucht in Nederland te zuiveren, te verversen, te voeden met een amalgaam van geluiden en stemmen.”
En zolang we nog niet aan de duikbril en perslucht hoeven, kan het festival in Den Haag blijven bestaan, mits de stad zijn liefde ook in klinkende munt blijft omzetten.
De hele speech van Pröpper vindt u hieronder:
Kleine ode aan Writers Unlimited
Als je het culturele landschap in Nederland als een lichaam zou beschrijven dan vormen de musea het hart van Nederland – en dan is er in Amsterdam al jaren een open hartoperatie gaande. Onze muziek- en danspodia zie ik als de voeten die onze zintuigen dragen. En internationale festivals als Winternachten/Writers unlimited zou ik onmiskenbaar als de longen van Nederland zien.
Want al jarenlang tracht Writers Unlimited een frisse, bevlogen wind door Nederland te laten waaien en zowel kortademigheid als hijgerigheid als het verspreiden van lege woorden, lege wind: Fama, tegen te gaan. Vanaf het begin zette het festival zich in om de lucht in Nederland te zuiveren, te verversen, te voeden met een amalgaam van geluiden en stemmen.
Writers Unlimited heeft zich altijd gekant tegen hijgerigheid en de ambitie op de korte termijn. Zo’n instinct voor politieke correctheid bezat het festival nooit. WU richtte zich liever op de diepere analyse, de grote internationale culturele en maatschappelijke bewegingen, ook als ze bijna nog onzichtbaar waren. Van die bewegingen zijn de schrijvers en denkers vaak het begin, ook als ze dat zelf niet realiseren. De kunst van een goed festival is die stemmen jaar na jaar bijeen te brengen, en tot diagnoses te komen, of doorlichting van processen die de levens van mensen overal ter wereld bepalen.
Longen zijn verbonden met de ademhaling, een eerste levensbehoefte. En ook met de taal, de stem, of het nu om een gesprek, een gezang gaat of een verhaal. In beide opzichten heeft WU Nederland veel gebracht, al is dat misschien bij het grote publiek onvoldoende doorgedrongen. Als Den Haag een internationale stad wil zijn, en dat wil het, zal Den Haag WU moeten koesteren, een land kan niet zonder longen, kan niet zonder lucht, zonder stemmen die de toekomst openbaren die de grote culturele en politiek-maatschappelijke ontwikkelingen in de wereld duiden, aanraken, voorspellen. Dat is precies wat de schrijvers en denkers die WU nu jaar in jaar uit uitnodigde deden. Niet triomfantelijk, niet pontificaal, maar in een veelstemmig koor dat als men maar luisteren wil ook de recepten geeft hoe maatschappelijke echecs tegen te gaan, hoe een open klimaat te scheppen.
Longen moeten worden getraind, ze moeten optimaal worden gebruikt. Ze moeten lucht kunnen brengen, ook met tegenwind. West-Europese landen kunnen wat dit betreft leren van landen die ‘wij’ eerder nauwelijks zagen staan: Brazilië, Zuid-Afrika, Argentinië, Turkije, waar nu de winden keren en waar cultuur wordt beleefd als een verbindingsmiddel, als een brandpunt waar heel een natie elkaar ontmoet en herkent, niet als een middel van afstoting tussen hogere, goed opgeleide klassen en lagere klassen, zoals de analyse is voor veel landen in West-Europa.
De cultuur floreert in die ‘nieuwe landen’ en vormt ook economisch een groeiende factor. Misschien vormt in West-Europa alleen het vaak verguisde Frankrijk op die botsing van zogenaamde elite en zogenaamde uitgeslotenen een natuurlijke uitzondering.
Jarenlang mocht ik vanuit Frankrijk rapporteren over Franse cultuurpolitiek. Op de vaak opmerkelijke voorbeelden van de rol die de Fransen de cultuur toekenden in het belang van de culturele diversiteit reageerde men in Nederland destijds, nu tien jaar geleden, dat het allemaal wat overtrokken Frans gezever was, van mensen die werkelijk niet meegaan met de tijd: en die was liberaal, open, marktgericht, daar zou niemand zich een buil aan kunnen vallen, want wat sterk is, dat overleeft. Zo hadden wij immers altijd overleefd op de golven van de oceaan, met de getijden die ons teisteren maar ons nooit eronder krijgen. Sterker weerstand maakt ons sterker, en zo moeten ook kunstenaars maar eens wat weerbaarder worden, sterker, veerkrachtiger, dat komt ook hun kunst ten goede.
Het perspectief van in de wereld te staan en daarin een beslissende rol te spelen, dat hoorde erg bij de jaren negentig en het begin van deze eeuw. Nederland wilde in die jaren bijzonder internationaal zijn en had duizend doelen, duizend wereld te veroveren, een bijzondere hyperactiviteit van allerlei organisaties was het gevolg.
Het was een optimistische tijd kan men concluderen, maar ook een waarin een verfijnd politiek kompas werd losgelaten. In de euforie over het wereldse bestaan, was er weinig oog voor de weerzin die er langzaam rees tegen dat internationale, het andere, het niet eigene. Weerzin zelfs tegen de begaanheid met anderen, de verspilling die werd verbonden met internationale ambities of ze nu cultureel zijn of humanitair. De verzakelijking van verhoudingen ging hand in hand met een illusieloosheid als het gaat om internationale betrekkingen, en daarnaast met de viering van het eigene, het nationale, het lokale als reactie op de grote projecten of ze nu Europees zijn of nog verder weg geprojecteerd.
Van een mateloos internationaal land werd Nederland en met Nederland veel andere Europese landen, ondanks de roep om Europa, steeds sterker gericht op een nationale oriëntatie. Met een kleine en tijdelijke agenda steeds sterker afgestemd op een electoraat dat het internationale perspectief juist verbindt met een gevoel van onveiligheid, van infiltratie door het andere, het ongewenste. En cultuur is daarvan de perverse drager. Cultuur als sluipmoordenaar, in plaats van levenbrenger.
Ik kan alleen maar zeggen: WU, gooi alle wapens in de strijd om de impasse te doorbreken waarmee het debat over de cultuur wordt gegijzeld. En waarin een zogenaamde ‘elite’ tegenover een zogenaamd ‘volk’ wordt geplaatst.
Ja wat dat betreft, ondanks alle retoriek soms, kunnen we ons werkelijk spiegelen aan Frankrijk. Vergelijk de discussie daar over de verhoging van de BTW op boeken, een discussie die ook in Nederland en elders speelt. In Frankrijk leidt dat dan onmiddellijk tot een soort volksopstand, waarna Nicolas Sarkozy tot de volgende uitspraak kwam:
” Je considère que dans les produits de première nécessité, il y a l’eau, la nourriture, mais aussi la culture.”
Daarbij strekte hij zijn handen uit als de Messias, alsof hij persoonlijk de gedachte dat de cultuur zou worden aangetast zou bestrijden, ‘met heel Mijn Lichaam’.
Sarkozy vergat, bij alle elementen die de Fransman uiteraard aanspreken, de lucht. Naast water, voedsel en cultuur hebben we goede lucht nodig: die biedt WU, geestelijk voedsel, frisse lucht. Daar moet een land wat voor over hebben, uit levensbehoefte.
Ik wens u een prachtig festival toe, een boeiende avond, en veel goede ideeën.
Henk Pröpper
Reacties zijn gesloten.