Hij is er hoogleraar in, dus als er een probleem speelt in de economie van de cultuur, heeft Arjo Klamer er verstand van. Hij vertelt dat er al jaren een groeiend ressentiment is tegen subsidies. De kunstsector zal er dus aan moeten wennen om voortaan op een andere manier in het bestaan te voorzien.
We denken nu te traditioneel het eerst aan subsidie, vertelt de Rotterdamse hoogleraar in het interview dat we met hem hadden tijdens het Congres Podiumkunsten 2012, in de Rotterdamse Doelen, eind mei. Het interview naar aanleiding van zijn presentatie maakt deel uit van een hele serie interviews die we samen met internet en marketingbureau wecross maakten.
De oplossing die Arjo Klamer in dit gesprek aandraagt: napraten is veel belangrijker dan een voorverhaal. Ofwel: als we over voetbal zo lang na kunnen praten, waarom zorgen we er niet voor dat dat met theater ook gebeurt? Interessante gedachte, maar de gretigheid waarmee de aanwezige marketeers het idee toejuichten, behoeft een kanttekening. Want: theater is al een vorm van napraten. We spelen nog steeds nieuwe versies van Hamlet of Oom Wanja. Kennelijk behoeven die ooit als eenmalig bedoelde opvoeringen nog steeds commentaar en analyse, en krijgen we er maar geen genoeg van. Van welke Kaatswedstrijd uit 1604 kun je dat zeggen?
Nou dan.
Belangrijker vinden we dus de opmerking dat er ruim 40 miljard aan warm geld ligt te wachten. Warm geld, in handen van rijken en bedrijven die dat geld dolgraag aan iets cultureels zouden besteden. Als ze maar wisten aan wie.
Werk aan de winkel.