Al snel bracht Twitter een eerste reactie op Waiting for Miss Monroe, de opera van Robin de Raaff die gisterenavond in de Stadsschouwburg haar wereldpremiere beleefde.
@DavidMPinedo: What an atrocious opera Raaff’s ‘Waiting for Ms. Monroe’. An atonal fart that has NOTHING musical. Just screaming.
En een tweede.
@sandraeik: Exciting worldpremiere Waiting for Miss Monroe – incredible performance by Laura Aiken as Monroe.
Twee tegenovergestelde “tweviews” van Waiting for Miss Monroe, maar welk van de opponenten heeft het meeste recht van spreken? Bij nader onderzoek blijkt David Pinedo al in de pauze te zijn weggelopen. Maar Sandra Eikelenboom is marktingmedewerker voor de Nederlandse Opera. Dus, wie heeft er dan gelijk?
Allebei. Dit is geen muziekfilosofisch spel over de Waarheid (“ieder mens ziet zijn eigen waarheid”). Nee, beiden hebben gelijk omdat ze verschillende onderdelen van de opera becommentariëren.
Opper-operacomponist Wagner zag opera als Gesamtkunstwerk, waarin woord, muziek en beeld moesten samensmelten. Maar in onze cultuur is de arbeidsdeling groot. Woord, muziek en beeld zijn een creatie van een kleine honderd gespecialiseerde vaklui. Met grote verschillen tot gevolg. Wel Gesamtkunstwerk, geen samensmelting, in het geval van Waiting for Miss Monroe.
Eerst was er het woord, met het libretto van Janine Brogt. Drie aktes; drie dramatische dragen in de laatste maanden van Monroes leven. In ‘Werkdag’, een dag op de set van Something’s gotta give, leren we een aantal hilarische personages kennen. Studioboss Fox, actingcoach Paula en grimeur Whitey. Ze lijken zo weggelopen uit een cartoon, alleen Monroe blijkt in die schijnwereld een menselijk wezen naast haar kartonbordcollega’s. Mooi geconstrueerd.
Monroes faalangst en depressie komen het best naar voren op de tweede dag, ‘Birthday’. Vlak voor Monroe een liedje gaat zingen voor JFK is ze versuft door drank en pillen en niet in beweging te krijgen. Er volgt een dagdroom, of een nachtmerrie. Over liefde en vaderfiguren, over wanhoop en verkrachting. De derde dag, ‘Sterfdag’, is dramatisch minder sterk, maar gelukkig heeft Lotte de Beer een prachtig toneelbeeld neergezet.
Haar regie kent talloze schalkse knipoogjes naar de cinematografie. De tweede akte geeft meermaals een bespiegeling op de zo bekende choreografie van Diamonds are a girl’s best friend: Paula en Whitey vangen Monroe op als ze omvalt van de pillen. De Kennedyboys en Monroes vaderfiguren vangen Monroe op in haar nachtmerrie (en bepotelen haar vervolgens). De parels haar vrienden redden haar niet.
Leuke loopjongens met decorstukken krijgen van De Beer een dramatische functie: draaien ze in ‘Werkdag’ om Monroe heen om haar te behagen, in ‘Birthday’ komen ze als vier muren op haar af, en in ‘Sterfdag’ maken ze zich uit de voeten. Een bed in de lege nacht blijft over. De regie van De Beer is zeer de moeite waard om nog eens te gaan zien.
Maar dan wel met oordoppen. Robin de Raaff blijkt in deze opera geen beste vocale componist, hoewel zijn orkestratie afwisselend grappig, dramatisch en boeiend is. Misschien toont de partituur als een levensvatbaar hartfilmpje, maar mogen die zangers niet eenmaal twee naast elkaar gelegen noten zingen, laat staan een complete melodie? Kopstem, borststem, kopstem, borststem. Waar is de middenstem? Is het bedoeld om de discrepantie tussen Marilyn als mens en Marilyn als beeld te verklanken?
Onbegrijpelijk.
Wagner meende dat muziek zowel het mathematische intellect als het gemoed moest dienen. Dat De Raaff goed is met cijfers moge duidelijk zijn, maar het gemoed raakt door zijn balkende vocale partijen tot het uiterste getergd. Het grote bravo voor sopraan Laura Aikin was dan ook terecht. Zij trotseerde stralend elke aanval op haar stembanden en raakte geen moment benepen. Respect.
Reacties zijn gesloten.