Ook wij hebben het geretweet: “Duitsland verhoogt cultuursubsidie met 100 miljoen”. En we gaven zo voeding aan een halve waarheid. Die halve waarheid is, dat Duitsland een hemel is voor cultuurliefhebbers, een toevluchtsoord voor mensen die de kille bezuinigingen van de regeringen Rutte zat zijn. Duitsland lijkt misschien leuk, maar, zoals Volkskrant-correspondent Merlijn Schoonenboom in maart van dit jaar al opmerkte, er wordt daar minstens even hard bezuinigd als hier.
Wat ging er mis?
Het bericht dat we retweetten betrof een actie van de centrale Duitse regering, en die geeft per saldo niet zo bar veel uit aan cultuur. Het grootste deel van de Duitse cultuursubsidies wordt gegeven door de grote steden, en door de deelstaten. En die hebben het afgelopen jaar al veel gehakt in het budget. Op facebook herinnerde de freelance journalist en Duitsland-volger Simon van den Berg ons aan dat feit: er gaan ook in de Duitse culturele trekpleisters theaters dicht en ook daar sneuvelt wel eens een museum. De actie van de centrale overheid blijkt dan ook geen gratis kadootje: het is een poging om de negatieve cultuurbezuinigingsspiraal in de deelstaten te keren.
Tijd dus, om eens naar harde cijfers te kijken. Die zijn te vinden op een site waarop alle statistische gegevens uit de EU worden verzameld. En wat blijkt? Nederland gaf volgens de tabel in het begin van deze eeuw per hoofd van de bevolking nog bijna twee keer zoveel uit aan cultuur als Duitsland, namelijk €183 tegenover €96. Ook al is er nu ruim een kwart afgegaan, dan nog zit je als kunstliefhebber financieel beter in Nederland dan bij de oosterburen.
Wie echt comfortabel wil zitten als het om subsidies gaat, moet naar Scandinavië. Volgens de Europese statistieken geeft de Noorse overheid 437 euro per hoofd van de bevolking uit aan cultuur, en zit Denemarken daar met 352 euro niet ver onder.
Wil je echt vorstelijk genieten, moet je inwoner van Liechtenstein worden. De Prins daar spendeert 588 euro per inwoner aan cultuur.
Reacties zijn gesloten.