In 2005 betoverden regisseur Laurent Pelly en dirigent Stéphane Denève het Nederlandse publiek met hun visie op L’amour des trois oranges van Sergei Prokofjev. Deze productie van De Nederlandse Opera voldeed met zijn inventieve decors, uiterst muzikale regie, oogverblindende kostuums en geweldige prestaties van solisten, Koor van DNO en het Rotterdams Philharmonisch Orkest aan de meest hooggespannen verwachtingen.
‘Zelden zo’n geslaagde synthese van muziek, beeld en esprit op de operabühne gezien’, schreef Het Parool. Wie deze hilarische opera toen gemist heeft, krijgt in maart een herkansing, ditmaal met het Residentie Orkest in de bak en Tomás Netopil op de bok. De fenomenale Anna Shafajinskaja keert terug als de gemene heks Fata Morgana.
Toen Sergei Prokofjev in 1918 voor een concerttournee naar Amerika reisde, had hij een exemplaar bij zich van De liefde voor de drie sinaasappelen, een adaptatie door Vsevolod Meyerhold van het gelijknamige toneelstuk van Carlo Gozzi. Prokofjev raakte tijdens zijn lange reis geboeid door de ‘mengeling van sprookjesachtige elementen met humor en satire’, en begon aan een synopsis voor een opera.
Het door commedia dell’arte geïnspireerde sprookje verhaalt van een koning wiens zoon aan melancholie ten onder dreigt te gaan. Uiteindelijk wordt hij gered door zijn liefde voor een van de drie prinsessen die wonen in evenzoveel sinaasappelen. Prokofjev legt zijn idee voor aan dirigent Cleofante Campanini, die meteen een opdracht regelt bij de Chicago Opera. De voertaal wordt Frans – Amerikanen verstaan geen Russisch en een Engelstalig libretto was destijds ondenkbaar.
In januari 1919 wordt het contract getekend, waarna Prokofjev koortsachtig aan de slag gaat. Hij levert zijn opera keurig op tijd in voor de première in oktober, maar deze wordt vanwege het vroegtijdig overlijden van Campanini drie jaar uitgesteld. Prokofjev ervaart overigens wel een cultuurshock, want de Amerikanen blijken aanzienlijk behoudender te zijn dan hij thuis gewend was.
‘In mijn eigen land waren componisten al een eeuw bezig geweest nieuwe wegen in te slaan en het publiek op een uitdagende manier met nieuwe problemen te confronteren. Amerika daarentegen had geen eigen componisten en het hele accent lag meer dan bij ons op de uitvoering.’ Rekening houdend met de smaak van het Amerikaanse publiek bezigt Prokofjev een eenvoudiger idioom dan in zijn eerdere opera De speler.
Toch loochent hij niet geheel zijn status van radicale ‘bolsjewiek’, want in zijn streven naar oorspronkelijkheid neemt hij verschillende operaconventies op de hak. Zo ontbreken reguliere aria’s en breekt hij met de romantisch-realistische traditie door de absurdistische elementen nog eens extra aan te dikken.
De kokkin is gewapend met een enorme soeplepel en wordt gezongen door een bas; de beminde prinses uit de derde sinaasappel verandert in een zwarte rat en de prins huwt bijna een vertrouwelinge van de toverkol Fata Morgana, wier vloek hem veroordeelde tot zijn liefde voor de citrusvruchten.
De handeling wordt voortdurend becommentarieerd en beïnvloed door leden van het koor, die als ‘Lyristen’, ‘Tragischen’, ‘Komischen’ en ‘Leeghoofden’ allemaal zo hun eigen ideeën hebben over wat een goede opera nou eigenlijk is. Toch weet Prokofjev dit alles tot een overtuigend muzikaal geheel te smeden, waarin fijnzinnige lyriek, staalhard avant-gardisme, doldwaze scherzomuziek en barbaarse ritmiek hand in hand gaan.
De première in 1921 werd een doorslaand succes. Geen wonder, want alleen al de ‘herkenningstune’, een dwarse mars vol scheve noten, doet je fluitend de zaal verlaten. Kortom: gaat dat zien, gaat dat horen!
De Nederlandse Opera: Sergei Prokofjev: L’amour des trois oranges, 1 t/m 21 maart 2013, Muziektheater Amsterdam. Residentie Orkest, Koor van DNO en solisten o.l.v. Tomás Netopil; regie Laurent Pelly.
Reacties zijn gesloten.