De Schreeuw om Cultuur waarmee in 2010 de Nederlandse cultuurwereld het verzet tegen het schrappen van kunstsubsidies inzette, was achteraf gezien een publicitaire ramp. Misschien nog niet zo ongelukkig als de naamgeving van de ‘Mars der Beschaving’, maar veel goodwill is er ook niet mee gekweekt. Toch denkt men daar aan de overkant van de Noordzee anders over. Deze maand is daar een nieuwe campagne gestart met als titel: My Theatre Matters. In die campagne worden mensen opgeroepen ’to shout about how important your local theatre is’. Letterlijk vertaald is dat dus een oproep om te schreeuwen om cultuur.
Wat is er aan de hand? De bezuinigingen die de Engelse regering tegelijk met het kabinet Bosma/Zijlstra in Nederland afkondigde, leken in eerste instantie minder draconisch dan in Nederland: ook al waren de percentages gelijk, er waren in ieder geval mensen die er serieus over nadachten. En de toon was respectvoller. Nu blijkt echter dat de gevolgen op lokaal niveau veel ernstiger uitpakken. Lokale overheden, die in Nederland in veel gevallen hun uiterste best doen om de aanvallen door Rutte cs te pareren, zijn in Engeland minder genegen om de cultuursector te hulp te schieten. Dus sluit daar de ene na de andere lokale theatervoorziening de deuren. Bibliotheken zijn er al grotendeels verdwenen, en beeldende kunst kreeg toch al geen geld van een overheid.
Deze schreeuw om hulp komt, zo valt te vrezen, in Engeland net zo te laat als in Nederland. Hij zal even hard de plank misslaan, als ze ook spotjes met schreeuwende acteurs gaan uitzenden. In Nederland bleek het grote publiek ook afwezig toen in 2010 muziekscholen, bibliotheken en medewerkers aan culturele instellingen stonden te schreeuwen op hun dorpspleinen.
Tegenstanders van cultuursubsidies kregen hier alleen maar meer steun dankzij de verongelijkte acties van de kunstsector. In Engeland zal het debat net zo verharden. In Nederland, waar dus alles toch net een paar maanden eerder gebeurt dan overzee, zijn er inmiddels voorzichtige bewegingen in een andere richting gezet. In plaats van de burgerij op te roepen om achter hun te gaan staan of met hen mee te marcheren, vragen kunstinstellingen nu steeds vaker aan hun publiek wat het nou eigenlijk precies wil, wat hun bezoekers mooi vinden, waarom de buren wel of niet komen. En dan blijken die antwoorden niet eens zo populistisch te zijn als velen nu nog vrezen.
Met je publiek valt heel goed te praten, blijkt. Maar als je de hele tijd staat te schreeuwen, maak je ieder gesprek onmogelijk. Sommige journalisten en kunstproducenten weten dat.
Ik hoop dat ze dat in Engeland eerder doorkrijgen dan hier.