Piet Oudolf, de Nederlandse tuinkunstenaar die het aanzien van New York veranderde, is in Nederland vooral bekend als veredelde plantenboekenschrijver. Na vele grote steden wereldwijd is Rotterdam de eerste stad in Nederland die een plantsoen heeft laten inrichten door de nu 69-jarige ontwerper. En meteen wordt duidelijk wat we al die jaren zo gemist hebben in ons ‘openbaar groen’. Volkomen terecht dus, dat Oudolf in november de Prins Bernhard Cultuurfondsprijs krijgt uitgereikt.
Afgelopen weekend was Oudolf te gast bij Het Nieuwe Instituut in Rotterdam, beter bekend als het Nai. Aanleiding was een dag die de Vrienden van het NI organiseerden rond zijn nu volgroeide tuinen aan de oevers van de Rotterdamse Nieuwe Maas. En volgroeien gaat dus vlug, bij tuinen van Oudolf, want er komen geen bomen of struiken aan te pas. Bomen en heesters, het traditionele materiaal van alle grote tuinkunstenaars uit het verleden, vindt hij namelijk maar lastig.
Zijn veel parken in Nederland nog in de Engelse landschapsstijl van de laat 19e eeuwse parkontwerper Zocher, zoals de Utrechtse Singels, Het Vondelpark en het Park bij de Euromast in Rotterdam, in Chicago en New York doen ze het nu allemaal met het wuivende graswerk van Oudolf. Die zachte vormen blijken namelijk heel goed samen te gaan met de harde lijnen van de moderne grote stad.
De tuinarchitect vertelde hoe lastig het was om voor deze plek in Rotterdam iets te ontwikkelen. De bevolking van de Maasstad zat namelijk helemaal niet te wachten op een lief parkje aan de rivier. De kades ademden immers nog de sfeer van vroeger, toen handkarren, stoommachines, enorme schepen en drijvende bokken het beeld bepaalden. En bij echte Rotterdammers zit er stookolie in de aderen, waar anderen bloed hebben stromen. Stank en herrie vinden ze fijn.
De overs moesten dus stoer blijven, volgens de Rotterdammers, en daar kon Oudolf wel wat mee. Want gras kan heel stoer zijn. Na een wandeling vanaf het Nai, door het Museumpark dat volgens een van de meelopers “Nog steeds niet wilde lukken” was de aankomst bij het Leuvehoofd inderdaad een verrassing. Vooral voor iemand die het voor het laatst bewust had gezien toen het nog een touringcarparkeerplaats was.
En wie mocht denken dat een grassenplantsoen simpel is, maakt dezelfde vergissing als degene die vindt dat zijn dochtertje ook heel goed abstract kan kliederen. Geen plant staat er ‘zomaar’ en verwaarlozing merkt hij ogenblikkelijk op. Oudolf is heel streng op hoe zijn grassenperken onderhouden worden. En komt minstens één keer per jaar kijken of het wel goed gaat. Ook bij zijn tuinen in New York, Venetië en Parijs.
Het Leuvehoofd is het eerste maar ook enige stadspark van Oudolf in Nederland. Wie meer werk van hem wil zien moet naar het buitenland. Hopelijk komt daar na 11 november verandering in.