Zaterdag 14 juni ging in een vloed van avondjurken, smokings, bekende Nederlanders en Gooische Tanks War Horse in première. Een stuk over een oorlog waarin Nederland neutraal was, en waarvan in elk dorp van de rest van de wereld gedenkstenen staan. U kunt gaan kijken. Of niet. We hebben zes argumenten op een rijtje gezet.
1: Het paard heet Joey
Ik heb zelf een klein hondje dat Rufus heet. Rufus voelt mij aan, pest me, troost me. Als Rufus ooit iets zou overkomen, of Rufus en ik ooit gedwongen uit elkaar zouden moeten, zou ik mijn hele leven besteden aan het terugvinden van mijn hondje. Zet mij dus in een vol Theater Carré bij de première van War Horse en je hebt me binnen 5 minuten aan het brullen. Want Joey, het bruine paard dat de hoofdrol speelt, lijkt verdacht veel op Rufus. Paar maatjes groter, maar soit. Om mij heen zaten een heleboel mensen met eenzelfde hondje thuis. Of goudvis. Of wandelende tak.
2: Het script is perfect
Een perfect script vertelt je aan het begin al zo’n beetje hoe het gaat aflopen. Je ziet een boerenjongen (onschuld), een veulen (jeugd), je ziet een jaartal (1912). Met de kennis van nu weet je dat dat over twee jaar heel vervelend gaat worden. Maar je weet ook dat je bij een familievoorstelling zit, dus dat ze elkaar aan het eind natuurlijk terug zullen vinden, ook al wordt het daarvoor nog even heel erg spannend. Alles in je emotionele huishouding staat dus klaar om je veilig te laten raken. Dit is geen Game of Thrones. Je wordt niet halverwege uit je comfortzone geschopt.
3: Het is allemaal echt
Een mens heeft maar heel weinig informatie nodig om een plaatje te maken. Geef ons een paardenhoofd, en we denken er een paard bij. Dat is het mooie van poppentheater. Dat was ook het mooie van Rieks Swarte’s Ja Zuster, Nee Zuster. Theedoeken werden duiven. Het paard Joey is dan nog net een stukje verder doorontwikkeld. Dat moet de suggestie van echt zo goed mogelijk overbrengen, maar ondertussen wel blijven vertellen dat het een pop is. De bespelers zijn zichtbaar, maar moeten onzichtbaar worden, terwijl ze ondertussen ook hun aanwezigheid voelbaar moeten maken. Dit is het materiaal waar grote wetenschappers dikke boeken over schrijven: hoe dat werkt. Probleem is wel dat het perfect gespeeld moet worden. Gebeurt dat niet, krijg je iets met Zeeuwse Knollen in een draaimolen. De Nederlandse paardenspelers moeten dus nog even oefenen.
4: Het is allemaal serieus
Brits theater is onnavolgbaar. Britse acteurs kunnen de grootste onzin verkopen met het meest serieuze smoelwerk. Ze kunnen ernstig zijn met een knipoog die niet ten koste gaat van de tragiek. Ze kunnen geintjes maken die teruggrijpen op een rijke traditie die begon bij Shakespeare, en die ze delen met hun publiek. Nederlandse acteurs hebben ook kwaliteiten. Die gaan vaak beter samen met Duits of Frans repertoire.
5: Het is allemaal verstaanbaar.
Wij houden niet van dialect op het toneel. Wij houden van verstaanbaarheid. Devon zegt ons niks, dus een acteur die aan een personage uit Devon een Zeeuws Vlaams dialect meegeeft, vinden wij stom. Daar zijn we heel Amerikaans in. Iedereen in de Nederlandse versie van War Horse spreekt dus hoogbeschaafd MusicalNederlands, dat ontleend is aan het TelevisieNederlands uit de jaren zeventig, dat weer gebaseerd was op het ToneelNederlands uit de jaren vijftig. Uitermate verstaanbaar.
6: Geen kwaad woord over War Horse.
Iets slechts zeggen over War Horse is not done. Daarvoor is de originele Britse versie te goed. Daarvoor was het allemaal te duur om te maken, daarvoor zijn er teveel BN’ers ingevlogen om de première in te zegenen, en daarvoor zingt de Song Man ook te kwezelig. De avond begon als Black Beauty, ontwikkelde zich tot Het Kleine Huis op de Prairie, deed even een uitstapje naar een Disney Oorlogsfilm en eindigde als Novecento, the Musical. Volgend jaar presenteert Joop van den Ende waarschijnlijk in samenwerking met Oerol een remake van de eerste EO Jongerendag uit 1975.
War Horse is nog te zien. Meer info via het Holland Festival
Reacties zijn gesloten.