Daags na de grootse scenische wereldpremière van Schönbergs Gurre-Lieder, komt De Nationale Opera opnieuw met een meer dan opmerkelijke productie van internationale allure. Alles en iedereen danst en zingt.
(1) So you think you can dance?
Zeker. De moderne operazanger(es) is wel wat gewend. Simpelweg een stapje naar voren doen en je aria zingen is al decennia geleden achterhaald. En sinds toneel- en filmregisseurs hun entree maakten in de operaregie worden soms bijna onmogelijke eisen aan het zingende lichaam gesteld. Choreografe Sasha Waltz gaat in haar enscenering van Monteverdi’s L’Orfeo nog verder. Gracieus bewegen, dat is een, maar echt dansen, elkaar zelfs al zingend optillen? De solisten en koorleden doen het. Zelfs het uitmuntend spelende Freiburger BarockConsort en dirigent Pablo Heras-Caado moeten er aan het eind van de voorstelling aan geloven.
(2) Die naamsverandering was dus niet voor niets?
Inderdaad. De Nederlandse Opera ruilde vorig jaar de N met de Nationale Reisopera, werd Nationale Opera en vond zo in de naam de aansluiting bij dat andere internationale instituut: het Nationaal Ballet. Het gebouw waarin beide opereren veranderde tegelijkertijd van naam. De officiële benaming Muziektheater gebruikte toch al niemand, het veelal gebezigde Stopera (stadhuis en opera) lag nooit lekker bij het operagezelschap en al helemaal niet bij het Nationaal Ballet. De nieuwe naam van het gebouw, Nationale Opera & Ballet, is even wennen, maar dekt exact de lading. Een betere productie om dat te illustreren dan deze volmaakte crossover tussen opera en ballet is amper denkbaar.
(3) Maar… zo spectaculair goed kunnen zangers toch niet dansen?
Jawel. Veel beter dan je zou denken. En de wel spectaculair goede professionele dansers zingen de koorpartijen gewoon mee. Waarschijnlijk opzettelijk beduidend zachter dan de getrainde stemmen, maar ze zingen. En de zangers dansen. Bij het casten is daar overduidelijk rekening mee gehouden. En daar is niets mis mee.
(4) Opera als totaalkunstwerk, moet je dat letterlijk nemen?
Zeker. Eerst de muziek, dan de tekst? Of eerst de tekst, dan de muziek? Het is de vraag die centraal staat in Richard Strauss’ Capriccio, maar die vraag is achterhaald. Opera is, op zijn best, de kunstvorm die alle andere misschien niet overbodig maakt, maar probeert in zich te verenigen. Sasha Waltz laat, juist door de oeroude vormen muziek en dans te combineren, zien en horen hoe opera als theaterervaring ook in de 21e eeuw bestaansrecht heeft.
(5) Is opera springlevend?
Ja. Net zoals de manier waarop Michel van der Aa opera en 3D-film combineert niet dé toekomst van de opera is, maar slechts een van de vele nieuwe vormen waarin in het vijfhonderd jaar oud genre zich verder kan ontwikkelen. Opera is niet dood, geen museale kunstvorm, maar springlevend.