Volgens de Rotterdamse wethouder Visser is het huidige subsidiestelsel onhoudbaar. Het systeem, waarin culturele instellingen elke 4 jaar een plan indienen en dus jaren vooruit moeten kijken, past niet meer in deze tijd. Tegenwoordig is er behoefte aan flexibiliteit en verandering, niet aan verstarring en zekerheid. De wethouder zei dit tijdens de presentatie van de sectoranalyse door de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) op 17 februari in de Rotterdamse Schouwburg.
Wat deze visie concreet gaat betekenen blijft nog onduidelijk. Er zal moeten worden onderzocht welke vorm van subsidiëring past bij de grilligheden van deze tijd. In het rapport van de RRKC staat het volgende: “De RRKC wil samen met de gemeente onderzoeken hoe meer gedifferentieerd kan worden binnen de huidige Cultuurplansystemathiek (bijvoorbeeld vier-, twee-, of eenjarige ondersteuning, of juist meer dan vier jaar) om het aantrekkelijker te maken voor jonge makers en / of nieuwe meerjarige initiatieven om innovatieve trajecten te volgen”.
Er verandert op korte termijn dus weinig. Ook het budget blijft de komende periode gelijk. Na de heftige bezuinigingen lijkt dat goed nieuws, maar daarmee is de discussie die al jaren aan de gang is niet beëindigd: als er geen geld bij komt, ontstaat spanning tussen behoud en vernieuwing. Immers: elke euro die je steekt in het subsidiëren van nieuwe initiatieven, gaat direct ten koste van de gevestigde instellingen. En andersom.
Daarom vraagt de sector om visie: wat wil de overheid? Daar zet de RRKC een tegenvraag tegenover. Volgens de Raad hadden instellingen de afgelopen jaren de neiging om hun aanvragen naar de speerpunten van de beleidsmakers toe te schrijven. Daarbij vergaten ze nog wel eens waar ze voor staan.
Dat moet anders. In de komende cultuurplanperiode moeten instellingen weer uitgaan van hun eigen unieke positie in de stad. Ze moeten hun stem duidelijker laten horen en meedenken over waarop ze afgerekend willen worden.
Even afwachten dus.