Reinbert de Leeuw dirigeerde donderdag 12 maart een opwindend concert rond Leoš Janáček in het Muziekgebouw aan het IJ. De synergie tussen instrumentalisten, zangers en dirigent leverde puntgave uitvoeringen op, die door de bijna uitverkochte zaal zowel vóór als na de pauze beloond werden met een ovationeel applaus. Het gejoel leidde zelfs tot een toegift: een lied uit de populaire cyclus Rikadla (kinderrijmpjes). Oude tijden leken te herleven, hoewel ditmaal niet het Schönberg Ensemble en het Nederlands Kamerkoor op het podium stonden, maar de Vlaamse ensembles Het Collectief en Collegium Vocale Gent.
Het concert in de Donderdagavondserie werd afgelopen zomer al uitgevoerd tijdens het Festival de Saintes in Frankrijk. Het betrof de eerste samenwerking van De Leeuw met Collegium Vocale Gent, dat zijn horizon aan het verbreden is tot ver voorbij de oude muziek. Met Het Collectief werkte De Leeuw al twee keer eerder samen. In 2011 stond Schönbergs Pierrot lunaire op de lessenaars en twee jaar later volgden werken van Berg, Busoni, Webern en Zemlinsky, die recent op cd verschenen.
Zonder uitzondering gaat het om lijfstukken van De Leeuw, waarmee hij vanaf de jaren zestig en zeventig zijn stempel drukte op het Nederlandse muziekleven. Ook Janáček is een oude liefde en bijna alle werken die gisteren werden uitgevoerd, zette hij eerder op de plaat met het Schönberg Ensemble en het Nederlands Kamerkoor; relatief nieuw is zijn instrumentatie van Janáčeks Pianosonate 1.X.1905 uit 2007. Dit concertprogramma zal eveneens op cd verschijnen. Het lijkt alsof De Leeuw op zijn 76e zijn carrière nog eens dunnetjes over doet, maar dan met Vlaamse ensembles.
Aardige bijkomstigheid is dat België in 1905 de springplank vormde voor Janáčeks internationale carrière, toen een Tsjechisch koor Ach, de oorlog presenteerde in Spa. Dit stuk voor mannenkoor a cappella ontbrak gisteravond, wel klonk het weemoedige Onze berk en het wrang-nationalistische Kantor Halftar. Hierin waagt een dorpscantor het Tsjechisch in plaats van Duits te spreken tegen de districtsinspecteur, wat hij met de dood moet bekopen. De felle, gescandeerde uitroepen werden gepassioneerd vertolkt door de mannen van Collegium Vocale Gent.
Meeslepend was ook Het spoor van de wolf, een minicantate voor piano, vrouwenkoor en solosopraan (een fraai zingende Elisabeth Rapp). Een jager treft een ‘wolf’ in het bed van zijn veel jongere echtgenote en schiet de overspeligen dood. In dit kleurrijke, afwisselende werk schakelden de zangeressen moeiteloos tussen de vele plotselinge gemoedswisselingen, subtiel bijgestaan door pianist Thomas Dieltjens. [Tweet “In Janáceks Spoor van de wolf schakelen de dames van Collegium Vocale Gent moeiteloos tussen de verschillende gemoedstoestanden”]
Aangrijpend was Elegie bij de dood van mijn dochter Olga, waarin Janáček zijn verdriet vormgeeft in schrijnende harmonieën en een roerende klaagzang van een solotenor (Paul Bentley-Angell). Hierdoorheen weeft hij impressionistische pianoslierten en troostrijke samenzang, die de liefde voor zijn dochter en uiteindelijke berusting in het verlies verklanken. De gewijde sfeer werd versterkt doordat er tussen de koorwerken niet geapplaudisseerd werd.
Het concert opende met het wonderlijke Concertino voor piano, twee violen, altviool, klarinet, hoorn en fagot, waarin aanvankelijk nauwelijks interactie is tussen piano en ensemble. In het eerste deel wordt een terugkerend, telkens afbrekend motiefje van de piano ingekleurd met spaarzame noten van de hoorn. Zo verbeeldt Janáček ‘hoe een egel zijn holletje maar niet kan bereiken’, zoals Dieltjens me tijdens de inleiding vertelde. In deel twee fungeert de klarinet als springerige eekhoorn en pas vanaf het derde deel mengen ook de andere musici zich in het betoog. En hoe! Ongedirigeerd speelden Dieltjens en zijn kompanen spatgelijk hun eruptieve partijen, het vuur spatte ervan af.
Emilie de Voght, Thea Derks & Thomas Dieltjens tijdens inleiding MGIJ 12-3-2015
[Tweet “Ongedirigeerd speelden Dieltjens en zijn kompanen spatgelijk hun eruptieve partijen in Janáceks Concertino”]
Na de pauze klonken de aanstekelijke cyclus Rikadla en De Leeuws bewerking van de Sonate 1.X.1905. Janáček componeerde dit pianostuk uit woede, toen de politie een arbeider doodstak tijdens een demonstratie voor een Tsjechische universiteit in Brno. In mijn biografie Reinbert de Leeuw, mens of melodie betoogt De Leeuw dat deze sonate in zo’n beetje alles ‘de mogelijkheden van de piano eigenlijk te buiten gaat’. Een mening die Dieltjens slechts ‘deels’ kon beamen. Wel leent het stuk zich volgens hem uitstekend voor een instrumentatie, aangezien de piano ‘maar matig kan smachten’.
De Leeuw geeft in zijn arrangement een bijna concertante rol aan de accordeon, een instrument dat hiervoor juist gemáákt lijkt te zijn. Ook de hoorn, een typisch romantisch instrument, speelt een grote rol; de piano laat hij achterwege. Diens grillige partij is knap omgezet naar strijkers en blazers, hoewel zij tijdens de vertaalslag enigszins aan puntigheid heeft ingeboet. Ook zette De Leeuw tijdens het concert het hartstochtelijk zwelgen soms al te nadrukkelijk aan, waardoor de grens met bombast gevaarlijk dicht genaderd werd.
Het prachtig samengestelde programma eindigde met Rikadla, een uitsmijter van negentien korte liederen op absurdistische kinderrijmpjes. Hierin haakt Janáček aan bij de Moravische volksmuziek; ik waande me geregeld in een dorpsherberg. Temeer daar ensemble en koor het stuk ondanks de lastige Tsjechische taal en halsbrekende tempi met kennelijk plezier over het voetlicht brachten. In het slotlied speelt de klarinettist duizelingwekkend virtuoze capriolen, waarbij hij als een goochelaar razendsnel wisselt tussen A- en Besklarinet. Julien Hervé kreeg een open doekje voor zijn vlekkeloze vertolking. Terecht werd dit lied als toegift herhaald.
Reinbert de Leeuw mag dan ‘dirigeren alsof hij de was aan het soppen is’, zoals Cootje van Baaren in mijn biografie opmerkt, door zijn onvoorwaardelijke inzet weet hij uitvoerenden vaak boven zichzelf uit te doen stijgen. Ik had hem na afloop graag de hand geschud, maar helaas stond hij daar (nog) niet voor open.