100 Nederlandse toneelstukken kregen ze voorgelegd, de 224 Nederlandse heavy users van onze schouwburgstoelen die meededen aan een enquête van het Amsterdamse Instituut voor Theaterwetenschap. Stukken die varieerden van tamelijk bekend, zoals ‘Op Hoop van Zegen’ van Herman Heijermans uit het begin van de vorige eeuw en Joost van den Vondels 460 jaar oude tragedie ‘Lucifer’, tot volslagen onbekend, zoals het stuk ‘Kraspoekel’ uit 1800, geschreven door de al even onbekende auteur Dirk van Hogendorp.
Uiteindelijk verkozen de mensen, die gemiddeld tussen de 15 en 25 keer per jaar naar het theater gaan, ‘Ten Oorlog’ van Tom Lanoye. Dit stuk dat in 1996 in première ging, is een twaalf uur durende bewerking van een groot aantal koningsdrama’s van de Britse Bard William Shakespeare. Inderdaad alom terecht bejubeld als een meesterwerk. Ik kan het weten, ik was erbij. Vermoedelijk met een aantal van de andere stemmers, want zo groot is het Nederlandse cohort zware theaterverslaafden niet.
Een van de opstellers van de enquete, René van Stipriaan, vindt het desgevraagd jammer dat er nog steeds geen echte Nederlandstalige toneelschrijftraditie is. Stukken worden vaak maar één keer opgevoerd en verdwijnen daarna in de kast. In het beste geval. Vaker nog worden ze helemaal vergeten. In de jaren negentig van de vorige eeuw was er wel een korte opleving van de heropvoeringstraditie. Hans Croiset richtte toen – mede geïnspireerd door een onderzoek dat ik samen met Dan Rapaport uitvoerde naar de heropvoeringspraktijk van Nederlandstalige stukken – een gezelschap op dat zich specifiek op dat heropvoeren richtte: Het Toneel Speelt.
Nadat ook dat gezelschap uiteindelijk geen subsidie meer kreeg is het bestaande Nederlandstalige toneelrepertoire weer grotendeels terug bij af. Nieuw werk, dat willen de makers, en dat is begrijpelijk. Met nieuw werk word je immers altijd dapper gevonden, dus loop je minder risico. Nieuw werk is ook altijd actueel, en daar valt veel voor te zeggen.
Het grootste probleem is dan ook iets heel anders: het beste geheel oorspronkelijk Nederlandse toneelstuk ooit, Leedvermaak van Judith Herzberg, is in Nederland 30 keer gespeeld, rond de première in 1982. Het onterecht in de vergetelheid geraakte toneelgezelschap Baal kon destijds niet meer uit de kast halen, wat betreft aantallen acteurs en speelplekken. Meer spelen was gewoon te duur.
Maar omdat in Amsterdam iedereen die wat te melden had in de toneelwereld al bij een van die dertig voorstellingen was geweest, hadden zij het gevoel dat het stuk niet nog een keer heropgenomen hoefde te worden. Het was gezien, door met iets nieuws. Aldus de toen 13 miljoen andere potentiële liefhebbers Nederland het stuk onthoudend.
Dat gebeurt nog steeds te vaak. Het is dus niet zo dat Nederland te klein is voor een bloeiende toneelschrijftraditie: het is de Amsterdamse toneelwereld die er te klein voor is. In de rest van het land wordt Nederlands repertoire – ook het materiaal dat nu op de longlist staat – namelijk volop gespeeld. Door amateurs.