De reparatie van de cultuursubsidies met dik 18 miljoen, die cultuurminister Bussemaker op 8 juni 2015 aankondigde, betreft vooral een bestendiging van eerder uitgevoerd lapwerk. Dat lapwerk was de afgelopen jaren nodig om de grofste gevolgen van de bezuinigingen door haar voorganger Halbe Zijlstra glad te strijken. Die voorganger zit nu als coalitiegenoot in de kamer, om ervoor te zorgen dat zijn bezuiniging van 250 miljoen niet ongedaan wordt gemaakt. Hij heeft dus de fiets van de cultuursector gestolen, en weigert hem terug te geven. Bussemaker heeft nu geregeld dat de kunst zijn bel terugkrijgt. Klinkt goed, maar die bel is niet voor de geef: ze moeten er zelf voor betalen. De cultuursector als geheel krijgt er namelijk niet meer geld bij, er wordt alleen geld elders binnen de begroting weggepakt. De minister noemt dat ‘kasschuiven’:
“Om instellingen en specifieke thema’s binnen het cultuurbeleid te kunnen ondersteunen en beleid te bestendigen, heb ik binnen de cultuurbegroting € 18,6 miljoen vrijgespeeld door herprioritering en kasschuiven in vorige jaren. Dit betreffen voornamelijk een in het verleden gemaakte meerjarige reservering voor bestuurlijk overleg (fusie- en samenwerkingskosten die mogelijk zouden optreden als gevolg van de bezuinigingen op cultuur), een deel van de middelen voor het tijdelijke programma ondernemerschap 2013-2017 (waarvan taken geïntegreerd worden in het reguliere beleid) en een deel van de middelen voor de uitvoering van het programma Visie Erfgoed en Ruimte.”
Het ministerie, dat van VVD-voorman Halbe Zijlstra de cultuursector niet al te blij mag maken, teert dus in op de eigen reserves om de ergste schade die Zijlstra als staatssecretaris van Cultuur heeft aangericht, te compenseren. En daarbij maakt de minister eerdere tijdelijke maatregelen nu structureel. Het volgende tabelletje geeft aan waar het geld naartoe gaat.
Natuurlijk moet iedereen blij zijn met dit extraatje, want het had natuurlijk veel erger gekund. In haar 33 pagina’s tellende brief doet Bussemaker ook haar best om dat positieve gevoel erin te hameren. Ze begint alvast met het wegwuiven van de eerder door de Raad voor Cultuur geconstateerde wankele financiële basis voor veel kunstinstellingen. Bussemaker ziet dat heel anders. “Mijn conclusie op basis van de quick-scans is dat de culturele infrastructuur niet in zijn voortbestaan bedreigd wordt. Dit neemt niet weg dat er individuele instellingen zijn die het moeilijk kunnen hebben.” Daartoe behoort volgens Bussemaker alvast niet het voormalige Orkest van het Oosten, dat echter ná haar quickscan op de rand van een faillissement blijkt te balanceren.
Wat Bussemaker ook niet meeneemt in haar positieve beeld is dat het Fonds Podiumkunsten op dit moment de eigen reserves moet aanspreken om gedupeerde kunstenaars schadeloos te stellen na het faillissement van het Groningse Grand Theatre. Diezelfde reserves moet het fonds nu namelijk ook aanspreken om een paar van de andere prioriteiten van de minister te kunnen honoreren, zoals geld voor vaktijdschriften en jeugdtheater.
Verdere suggesties die de Raad voor Cultuur eerder deed om het subsidiestelsel te verbeteren, noemt de minister sympathiek, maar ze gaat er nu niets mee doen. Dus zijn er in haar kamerbrief wel aansporingen om goed naar de toekomst te kijken, en weer eens een onderzoek te doen naar een grotere rol voor de steden, een steviger operastructuur en meer nieuwe media in de cultuur, maar feitelijk verandert er niet zoveel. Logisch, want de minister heeft daar geen geld voor.
Wat dat concreet inhoudt? Dat bepaalde instellingen zijn behouden ten koste van andere initiatieven. Welke dat zijn, wordt pas duidelijk wanneer het cultuurfonds in kwestie zijn eigen plannen bekend maakt. Bijvoorbeeld bij Het Mondriaanfonds, dat over de beeldende-kunstsector gaat. Omdat het wegbezuinigen van de postacademische instellingen, zoals de Rijksacademie, niet doorgaat, moet het fonds het geld elders vandaan halen. Dit citaat uit de brief van Bussemaker zegt eigenlijk genoeg: “De functie postacademische instellingen wordt voortgezet. Deze middelen maakten reeds deel uit van het financieel kader van de BIS. Daarnaast wordt € 1,75 miljoen van het Mondriaan Fonds overgeheveld naar het subsidieplafond van de ondersteunende instellingen beeldende kunst.”
Het Mondriaan Fonds heeft dus 1,75 miljoen minder te besteden aan andere dingen, omdat het geld wordt afgepakt door het ministerie. Dat is dus niet eens de fietsbel teruggeven van de gestolen fiets. Wat het wel is: daar mag u de beeldspraak voor verzinnen. In de comments.
De hele brief vindt u hier: