In 2026 gebruiken we de (vaste) beeldtelefoon, lezen we nog gewoon papieren kranten, maar creperen we als onze machines falen. Aldus voorspelt Metropolis, de honderd jaar daarvoor in productie genomen film van Fritz Lang, nu op het Holland Festival vertoond als voorbereiding op het toekomsttheater M.U.R.S..
Altijd fascinerend om te zien hoe het denken over de toekomst gestalte krijgt – wat meer inhoudt dan al dan niet uitkomende technische snufjes. Dat toekomstdenken is het onderzoeksterrein van Patrick van der Duyn. Zijn inleiding bij Metropolis – de eerste grote sciencefictionfilm – leverde de stof voor deze kanttekeningen over het kijken naar de toekomst.
1. De toekomst is nu
Veel toekomstfantasieën weerspiegelen vooral de tijd waarin ze werden bedacht. Dat was bij Jules Verne al zo, en bij Fritz Lang niet anders. Zijn stad van de toekomst is vormgegeven in Art Deco-stijl. Langs manier van filmen weerspiegelt het expressionisme en andere experimenten van de toenmalige cinema. Opvallend zijn de vele Bijbelcitaten. De heldin die de onderdrukte arbeiders inspireert heet Maria. Er is sprake van de terugkeer van een ‘bemiddelaar’ en het hoofdkantoor van de machtige baas van de stad is gemodelleerd naar de toren van Babel.
2. Verlokking of schrikbeeld
In een utopie is de toekomst het paradijs, maar de schrikwekkende dystopieën zijn ver in de meerderheid. Denk aan al die actiefilms, waaronder de Mad Max-reeks, waarin de wereld na een apocalyptische ramp wordt beheerst door gewelddadige bendes. Denk ook aan Kubricks Clockwork Orange of het bij tieners populaire Hunger Games.
Een of andere vorm van klassenstrijd – heersers versus slaven – is een veel voorkomend thema, ook in Metropolis.
Een recente film met utopische inslag is de Disney-productie Tomorrowland (hier uitgebracht als Project T).
Metropolis staat te boek als dystopisch, wat met die arbeiders in hun onderaardse wereld wel terecht is, maar er zit ook een andere kant aan, zo merkte Van der Duyn op. Het motto van het hele spektakel is dat het hart moet bemiddelen tussen hoofd en handen.
3. Technologie als drijvende kracht
De technologische vooruitgang als beloftevolle en tegelijk beangstigende ontwikkeling, daar is het grootste deel van het sciencefictiongenre op gebaseerd. In Metropolis wordt dat verbonden met menselijke oerdriften. Niet de naar de mens gemodelleerde robot, hier voorgesteld als een hedendaagse hoer van Babylon, is de bron van alle chaos, maar de wraakzucht van de door intens verdriet beheerste hoofdingenieur Rotwang.
Het denken hierover verschuift. In de jaren vijftig en zestig werd de technologie van de toekomst als een belofte gezien, tegenwoordig is dat eerder omgekeerd. De vraag ‘kunnen we wat we willen?’ is veranderd in ‘willen we wat we kunnen?’, zo vatte Van der Duyn het samen.
Onze grote afhankelijkheid van de technologische infrastructuur is iets waar Metropolis ook al op zinspeelt.
Een hedendaags sciencefiction-voorbeeld is de satirisch getinte BBC-reeks Black Mirror, over de ongewenste bijverschijnselen van onze verslaving aan technologie.
4. De robot wordt mens
Met een robot die een menselijke gedaante krijgt is Metropolis ook nu nog helemaal up-to-date. Zie Ex_Machina. Ook filosofen denken er over na: wat gebeurt er als robots steeds meer op mensen gaan lijken, en misschien wel beter/slimmer worden? De computer Watson is ons al de baas met met het spelletje Jeopardy. Moeten robots mensenrechten krijgen?
In de Zweedse serie Real Humans verbaast iemand zich erover dat je onder de huid van zo’n mensgelijke robot alleen maar draden en elektronica aantreft. Waarop een meisje stelt: als je een mens openmaakt vind je ook alleen maar botten en darmen.
De ultieme vraag is uiteindelijk: wat maakt ons mens?