In de foyers hing een lucht van duurdere parfum dan bij een Nederlandse galapremière. De vrouwen waren jonger en gladder, of hadden een betere botox-arts dan doorgaans. De juwelen zagen er heel erg duur uit, net als de jurkjes. Overal klonk Russisch. Het leek of de Amsterdamse Stadsschouwburg even verplaatst was naar de PC Hooftstraat, een paar honderd meter verderop. Reden voor dit alles: ‘De Kersentuin’, het meesterwerk uit 1904 van de Rus Anton Tsjechov, gespeeld door echte Russen uit Rusland, in het Russisch. Ik heb veel geleerd.
1: Dat Russisch is echt nodig
Wanneer u naar een opera van Verdi gaat, dan hoort u Italiaans. Gaat u naar Wagner, klinkt er Duits van de planken. Gaat u naar een toneelstuk, hoort u Nederlands. Vertaald uit het Russisch, Engels, Duits, Frans of Spaans. Kennelijk is de verstaanbaarheid van een toneeltekst belangrijker dan de klank, want anders zou zo’n rare traditie natuurlijk niet kunnen bestaan. We missen daardoor veel, heel erg veel. Neem Tsjechov: inhoudelijk zijn al zijn stukken natuurlijk prachtig. De verhalen zijn universeel, de psychologie scherp, de zeggingskracht ook na 110 jaar nog even sterk. Maar we horen niet wat hij schreef. Een voorbeeld. Het centrale figuur in ‘De Kersentuin’ is een gevallen rijke dame, die berooid uit Parijs terugkwam en nu moet toezien hoe haar landgoed failliet gaat. Zij heet Ljoebov. Op zeker moment telegrafeert haar Parijse minnaar haar dat hij haar terug wil. Zij wil ook terug en roept uit dat ze nog van hem houdt. In het Nederlands klinkt dat dus zo: “Ik houd van hem!”. Maar in het Russisch zingt ze drie keer: “Ya lyoeblyoe!”. Ik snapte bij die Russische voorstelling voor het eerst de grap van Tsjechov: door die klankrijm zet hij haar vaardig neer als een narcist: ze is vooral verliefd op zichzelf. Dat hoor je niet in het Nederlands. Dankzij de boventitels begreep ik nu alles. Shakespeare klinkt overigens ook beter in de originele taal. Al zijn de Klingons het daar niet mee eens.
2: Langzaam kan, als het volume maar goed is
De Russische regisseur Lev Dodin heeft het nodige geschrapt in de tekst van ‘De Kersentuin’. Dat geeft hem de mogelijkheid om wat er over is lekker langzaam te laten spelen, terwijl iedereen toch weer na drie uur buiten staat. Was dat lage tempo slaapverwekkend? Zeker niet. Hulp daarbij is de meer dan uitstekende spraaktechniek van de acteurs. Je verstaat hun Russisch niet, maar omdat je merkt dat je geen lettergreep mist en alle emoties in de stemmen meekrijgt, blijf je geboeid kijken. Dat aspect van het acteren zijn we hier een beetje kwijtgeraakt. We zijn dankzij de contactmicrofoons die elke acteur vanaf dag 1 op de toneelschool om krijgt, gewend aan fluisteren in het halfduister, terwijl het geluid uit de speakers hoorbaar is en niet altijd te herleiden is naar een sprekende mond op het toneel. Dan moet je wel snel en flitsend spelen, want beeld en geluid zijn losgekoppeld, wat in een kleine zaal als een schouwburg funest is. Ik zie en hoor toch liever acteurs met fabelachtige techniek, waarbij het geluid ook uit hun monden komt, zoals die Russen.
3: Tsjechov geeft iedereen zijn eigen verhaal
‘De Kersentuin’, waarin de verkoop van de familieboomgaard aan een voormalige lijfeigene centraal staat, spreekt elke generatie aan. We herkennen er altijd wat in. We zien onze zekerheden afbrokkelen, terwijl nieuwe maatschappelijke werkelijkheden zich aandienen. Schreef Tsjechov inderdaad over zijn tijd? Staat elk personage voor de sociale klasse in een klassenstrijd die nog maar nauwelijks zo genoemd mocht worden? Of gaat het ook over een nog universelere strijd tussen generaties? Voelt niet iedere gearriveerde vijftiger zich soms bedreigd of zelfs voorbijgestreefd door jongere generaties? Tsjechov biedt genoeg materiaal voor elke interpretatie. Regisseur Lev Dodin maakt de grote zaal van de Stadsschouwburg zelf tot decor. Dus kun je niet anders denken dan dat hij iets wil zeggen over een generatie- en klassenstrijd in het theater. De oude grootgrondbezitters zijn dan de oude theatermakers, die geen afstand kunnen doen van hun oude vormen, en de selfmade businessman Lopachin, die de boel overneemt en tegen de vlakte gooit, is dan óf een triggerhappy Halbe Zijlstra, die de kettingzaag in de kunst zet, óf een onbezonnen theatervernieuwer die rigoureus de bezem door oude vormen wil halen.
De Russinnen in de zaal zagen in die Lopachin vooral een soortgenoot, zo bleek uit de vele ingelaste ovaties die ze voor hem in petto hadden.
4: Tell, don’t show
Er wordt nogal wat aan seks gedaan in deze voorstelling. Niet op het toneel, maar achter de schermen. Personages die door Tsjechov in stille hunkering tegenover elkaar gezet zijn, breken die spanning hier af door met vleselijke ijver achter het podiumbrede filmdoek te duiken en er met verwarde haren en bezweet weer achter vandaan te komen. En de boekhouder die in het originele werk vooral een aandoenlijke stumper is, blijkt hier een gewelddadige seksmaniak.
5: De butler moet ontroeren
En dat deed hij nu niet genoeg. Dat miste ik best wel. Aan het eind. Dat traantje in mijn ooghoek.
Foto boven: Viktor Vassiliev