Dinsdagmiddag 25 augustus overleed Hans van Beers (Eindhoven, 1941). Hij was een belangrijk figuur in ons culturele leven, zijn curriculum is schier eindeloos. Hij was onder andere wethouder van cultuur in Den Bosch, medeoprichter van Pinkpop, voorzitter van het Mondriaan Fonds, interim-directeur van het Stedelijk Museum, directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, de VPRO en het Conservatorium van Amsterdam, bestuurslid van de NOS en interim-directeur van het in 2013 opgeheven Muziek Centrum Nederland.
Van Beers groeide op in een katholiek milieu in Brabant en werkte na een opleiding aan de kweekschool enkele jaren als onderwijzer. Maar al snel belandde hij in de culturele sector, niet alleen als bestuurder, maar ook actief. Zo was hij zijdelings betrokken bij het in 1966 door Remko Scha en Toon Prüst opgerichte New Electric Chamber Music Ensemble, dat anarchistische happenings organiseerde en er niet voor terugschrok bekkens met cirkelzagen te lijf te gaan en met motors over een podium te rijden.
Kalme charme
Maar zijn kracht lag vooral op het bestuurlijke vlak. Met zijn kalme charme ontpopte hij zich al snel tot een verbindend element in de vele organisaties waarvoor hij werkte. Geen wonder dat hij steeds vaker ingehuurd werd als interim-bestuurder door bedrijven waar de conflicten zich opstapelden tot ze niet of nauwelijks meer beheersbaar leken. Veelal slaagde hij erin de vastgelopen relaties weer vlot te trekken: hij noemde man en paard, voerde geen dubbele agenda en toonde altijd respect voor zijn gesprekspartner.
Toen hij in 2003 zijn bestuursfunctie bij de NOS verruilde voor een interim baan bij het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar Rudi Fuchs was vertrokken wegens enorme heibel met de gemeente, zei hij tegen de Volkskrant: ‘Ik vind het erg interessant om voor organisaties te werken waar het even slecht gaat.’ Een trouble-shooter wilde hij niet genoemd worden, maar hij verheugde er zich wel op het Stedelijk Museum ‘uit de sores’ te helpen. Hij sprak de profetische woorden: ‘Verbouwen, nieuwbouw, wat het ook wordt: er komt een toverformule waardoor het Stedelijk er straks weer in volle glorie zal staan.’
Hans van Beers geloofde heilig in het polderen, ook in de kunstensector. Hij waarschuwde ervoor de ‘grammatica van de kunstkosmos’ te volgen, die de lof zingt van de geïnspireerde kunstenaar, en de krenterige boekhouder verkettert. ‘Er is altijd een spanning tussen mensen van de verbeelding en mensen van het geld. Maar die tegenstelling moet je niet cultiveren.’
– Jammer dat Van Beers niet meer onder ons is, om met zijn relativerende inbreng de gepolariseerde verhoudingen tussen cultuur en politiek glad te strijken.