Eddy De Clercq, de Godfather van de Nederlandse house- en dancecultuur, schreef samen met Martijn Haas zijn autobiografie: Laat de Nacht Nooit Eindigen. Een verhaal over het ontstaan van de dj-scene in de Lage Landen, de opkomst van de housemuziek en het nachtleven met woeste feesten vol seks, dans, kunst, drank, slik en snuif. Tegen de achtergrond van de voortschrijdende homo-emancipatie. Allemaal aan de hand van De Clercqs leven en experimenteerlust.
Advies voor de toekomstige interviewer. Laat nooit – ook als is het goedbedoeld en ingebed in een onhandig geformuleerde openingsvraag – de term ‘plaatjes draaien’ vallen in bijzijn van Eddy De Clercq (Gent, 1955). Hij trekt een duivelse grijns: “Mag ik even één ding zeggen. Dat vind ik een ontzettend stomme respectloze uitdrukking. Ik zeg toch ook niet dat jij als journalist maar een beetje in een opschrijfboekje zit te krassen? Dj-en is een vak, een roeping, en het is keihard werken. Een goede dj is een sjamaan die sferen schept om mensen in vervoering te brengen.”
Waarvan akte.
In drie jaar tijd schaafden De Clercq en Haas zich een weg door de geschiedenis. Laat de Nacht Nooit Eindigen staat vol smakelijke anekdotes over hedonistische feesten, decadente clubs en de geniale dj’s, muzikanten, kunstenaars, ontwerpers en weirde types waar De Clercq zich door liet inspireren. De Clercq kwam met de sappige verhalen (en schreef deze veelal ook zelf). Haas bewaakte de grote lijn.
Het is knap geschreven. De Clercq slaagt erin om met prachtig beeldende taal zijn passie voor de muziek over te brengen, ook aan ondergetekende als notoire househater. Zo herinnert hij zich een legendarisch moment in de set van mede-housepionier Larry Levan:
“Zodra ik op de dansvloer sta, hoor ik voor het eerst een typisch Garage-effect tijdens de ritmebreak in de track ‘The Whip’ van Eddie Kendricks, de voormalige leadzanger van The Temptations. Levan filtert de bas uit het nummer, daarna het middengedeelte, zodat enkel de tophightonen te horen zijn uit de kleine tweeterspeakers waarvan er een honderdtal verspreid boven de gigantische dansvloer hangen. Een ultradun gezoem als van een zwerm insecten is enkel nog hoorbaar, ergens hoog boven je hoofd. Het publiek is een moment zijn hele oriëntatie op de muziek kwijt. Dan klinkt de keiharde knal van een zweep opeens uit de geluidsboxen: whoooshstjak! Het geluidseffect cirkelt de hele dansvloer rond voordat de volle beat van het nummer stap voor stap terugkomt. Ik hoor langzaam het middengebied opnieuw inkomen, de bas zakt er diep in en als klap op de vuurpijl draait Levan ook nog een sub-bass aan, die loodzware grommende decibellen produceert waarbij je maag omkeert. Het effect is overdonderend, het lichaam komt in beweging, er is geen andere keuze.” (p. 136)
De mamma’s en pappa’s van Daft Punk
Martijn Haas (Nijmegen, 1971) dook al eerder in de underground- en muziekgeschiedenis van Nederland. Met Stad Kunst Guerrilla, Kunst, Muziek en Terreur ’78-’81 (2010) beschreef hij de opkomst van de anarchistische kunstpunkterroristen SKG. Daarna belichtte hij de wortels van de Amsterdamse street art met Dr. Rat, godfather van de Nederlandse graffiti (2011). En hij gaf inkijk in de idealen van Mike Bibikov, de maniakale politieke performance-provocateur in het postpunktijdperk, met Bibikov for President (2012). Al deze boeken ademen de sfeer van een veranderende tijd, waarin ook Haas’ eigen muziekliefde doorklinkt.
Haas liep al een tijdje rond met een nieuw idee. Een verhaal over de opkomst van de moderne disco, dj-cultuur en housemuziek. Haas: “Denk aan de mamma’s en pappa’s van Daft Punk. Daar zijn al een aantal boeken over verschenen. Zoals Last Night a DJ Saved my Life (Bill Brewster & Frank Broughton, 1999), Turn the Beat Around: A Secret History of Disco (Peter Shapiro, 2006), en Love Saves the Day: A History of American Dance Music Culture, 1970-1979 (Tim Lawrence, 2004). Maar die richtten zich vrijwel uitsluitend op de Amerikaanse scene. Ik vroeg me af hoe het zat in Nederland. Nu is house zo ongeveer Neerlands exportproduct nummer één. Over dat latere succes is al het een en ander geschreven, maar ik wilde uitzoeken wat daar de wortels van zijn. Zo kwam ik terecht bij Eddy.”
De Bijbel zonder het Oude Testament
De Clercq was gelijk enthousiast. “Ik realiseerde me dat ik de afgelopen dertig jaar talloze verhalen heb verteld over die tijd, maar dat die vaak verkeerd zijn opgeschreven met allerlei quotes die totaal uit het verband zijn gerukt. Nu zag ik het als ideale kans om zélf al die verhalen weer te geven. Zoals ik ze heb beleefd.”
Haas: “Eddy is een ontzettend goede verteller met een hele specifieke kijk. Hij heeft als Belg in Nederland altijd de blik van de buitenstaander gehouden. Dus het leek ons een goed idee om die hele muziekgeschiedenis aan zijn persoonlijke verhaal op te hangen. Je proeft zo het prille begin. Iedereen die ook maar énige interesse heeft in de Nederlandse dancecultuur kan nu niet meer om dit boek heen. Je kunt toch ook niet de Bijbel lezen zonder het Oude Testament?”
Verliefd op vinyl
Vanaf het moment dat De Clercq zijn eerste francs in een Gentse jukebox gooit, is hij verliefd op vinyl. Dit wordt een obsessie die zal leiden tot een waanzinnig grote platenverzameling van een slordige 40.000 stuks, verspreid over twee continenten.
Ter illustratie. Dit is een klein deel van De Clercq’s schatkamer:
Tout le monde
De muziek versmelt met zijn DNA. Als tiener stort hij zich in het woeste, glamoureuze nachtleven van België, Parijs en Londen. Op zijn zeventiende krijgt hij zijn eerste dj-gig in Le Club, een Brusselse discotheek. Eind jaren ‘70 verkast hij naar Amsterdam. Na een serie legendarische clubavonden in theater De Brakke Grond, waarbij het Nederlandse publiek laat kennismaken met disco, opent hij drie jaar later zijn eerste eigen club, De Koer, waar hij disco combineert met new wave, punk en liveperformances van tout le monde uit het Amsterdamse kunstcircuit. In 1983 krijgt hij van Paradiso carte blance om de maandelijkse dansavond Pep Club te organiseren. Naast funk, soul, popcorn en afrobeat introduceert hij hier de eerste house-experimenten. Samen met Peter Giele en Arjen Schrama richt hij Club RoXY op. Als artistiek leider en programmeur is hij van 1987 tot 1991 bij deze iconische club betrokken. Na zijn vertrek reist hij de wereld over als freelance-dj, producer en muzikant. Altijd op zoek naar nieuwe muziek.
Nog even voor het tijdsbeeld. Kijk hieronder even deze aflevering van VPRO Firma Onrust over de gloriedagen van de house. Met een hoofdrol voor De Clercq.
Een Gouden Harp voor ‘nichtenherrie’
De RoXY staat nu bekend als housetempel (die in 1999 tijdens het begrafenisfeest van Pieter Giele in vlammen opging). Maar in de beginjaren kreeg De Clercq veel tegenwerking in zijn pogingen de Nederlanders warm te maken voor de nieuwe klanken van (acid) house, Detroit techno, electro en andere elektronische dansmuziek. House werd afgedaan als nichtenherrie, de zalen bleven leeg. België was toen de tijd ver vooruit, zegt De Clercq. “Nederlanders kijken altijd enorm de kat uit de boom. Pas als ergens geld mee te verdienen valt gaan ze om. Toen ik in het begin de eerste houseklassiekers draaide bleef het overgrote deel van het publiek aan de bar hangen. Dan kwamen ze wel af en toe naar je toe met zo’n vraag: “Hoe heet deze stijl nou precies?” Echt, de meest geweldige platen gingen bij de Amsterdamse importwinkels linea recta de uitverkoopbakken in. En dat terwijl house 200 kilometer zuidwaarts al een enorme hit was in de vorm van New Beat.”
Pas in 1989 brak het fenomeen definitief door en kreeg De Clercq zijn bitterzoete gelijk. Tien jaar later werd bij door de Stichting Buma Cultuur onderscheiden met een Gouden Harp voor zijn carrière als dj en pioniersrol in de Nederlandse dancecultuur. Haas: “Een van Eddy’s grote verdiensten is dat hij al in de late jaren zeventig verschillende culturen heeft versmolten. Eerst dansten de homo’s bij de hetero’s, toen zonderden ze zich een periode af, en daarna kwamen de hetero’s juist bij de homo’s dansen. In die laatste fase maakte Eddy zijn grote impact.”
Zakenmannen in dure pakken
Wat hij van housemuziek anno 2015 vindt? De Clercq haalt zijn schouders op: “Dance is een merk geworden als Coca-Cola of Volkswagen. Het is ingepalmd door zakenmannen in dure pakken, die het als Nederlands exportproduct aan de markt brengen. Da’s dus niet meer interessant voor mij. Ik zoek nog altijd het avontuur. Zo ben ik al jaren gefascineerd door Zuid-Afrika, een land met geweldige, onbekende muzikale tradities. Daar ben ik nu neergestreken. Er is nog heel veel moois te ontdekken. Eerlijk gezegd vind ik de meeste discotheken nu nogal boring. Ik zie vooral hipster types die op de dansvloer selfies staan te maken – dat is toch geen manier van uitgaan?”
Laat de Nacht Nooit Eindigen is nu verkrijgbaar