Joey Roukens (Schiedam, 1982) studeerde compositie aan het Rotterdams Conservatorium en volgde privélessen piano bij Ton Hartsuiker. Sinds zijn afstuderen in 2006 heeft hij met zijn energieke, aanstekelijke muziek een groot publiek weten te bereiken. De opdrachten stromen binnen, van niet de geringste opdrachtgevers. Zo schreef hij al twee stukken voor het Koninklijk Concertgebouworkest: Out of Control (2011) en Chase (2012) en werkt hij aan een nieuwe compositie voor seizoen 2016-17.
Voor de (her)opening van TivoliVredenburg in 2014 componeerde hij het succesvolle Rising Phenix voor de gecombineerde krachten van het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor. Dit seizoen is hij composer in residence bij het Nederlands Philharmonisch Orkest, waarvoor hij Morphic Waves componeerde, dat op 20 juni zijn wereldpremière beleeft in het Concertgebouw. Op 17 maart klinkt bovendien de eerste uitvoering van zijn vioolconcert Roads to Everywhere, dat hij schreef voor de Amerikaans-Nederlandse violist Joseph Puglia en Asko|Schönberg. Een introductie in vijf vragen
Wat typeert jou als componist?
‘Mijn muziek is direct en expressief, en verbindt elementen uit de meest uiteenlopende stijlen en genres. Ik put net zo makkelijk inspiratie uit de klassieke muziektraditie als uit pop- en filmmuziek. Mijn taal is overwegend toegankelijk en tonaal – je komt dus altijd ‘veilig thuis’ op een grondtoon. Maar onderweg daarnaartoe vind ik het leuk eens flink chromatisch en dissonant uit te pakken. Daarnaast breng ik graag grillige wendingen aan in het muzikale betoog.‘
Kun je uitleggen waar Roads to Everywhere over gaat?
‘Roads to Everywhere is een concert voor soloviool en ensemble in twee delen, die samen zo’n vijfentwintig minuten duren. Ik heb het speciaal geschreven voor de getalenteerde jonge violist Joseph Puglia en Asko|Schönberg. Het eerste deel ‘(Im)pulses’ is energiek, virtuoos en heeft een sterk pulserende ritmiek vol opzwepende grooves, al zijn er ook wat meer melancholische momenten. Zo opent dit deel met een overpeinzende passage die later terugkeert. Tegen het einde wordt de muziek steeds hectischer en wordt naar een climax toegewerkt die associaties oproept met een elpee die steeds blijft hangen.
Het tweede deel ‘Across the Fields’ is juist langzaam, melodieus en zeer lyrisch. Het begint sereen, met een bijna naïef thema, dat zo uit een intieme pop ballad zou kunnen komen met de viool als zangstem. Geleidelijk wordt de muziek donkerder en expressionistischer. Halverwege is er een snelle middensectie die met zijn arpeggio’s – door de violist geplukte, na elkaar gespeelde akkoordtonen – knipoogt naar de hondsmoeilijke capriccio’s van de negentiende-eeuwse vioolvirtuoos Niccolò Paganini.
De titel duidt op het veelkleurige en afwisselende traject dat het stuk doorloopt. Tegelijkertijd is het een verwijzing naar hoe een compositie tot stand komt. Vaak wil een muzikaal idee van zichzelf al een bepaalde richting inslaan, waarover je als componist niet altijd controle hebt. Dat idee heb ik bijvoorbeeld uitgewerkt in mijn orkestwerk Out of Control. Bij Roads to Everywhere leek elk ideetje meerdere wegen te willen inslaan, die allemaal naar een ander gebied leidden.’
Wat deed je als eerste toen je aan dit concert begon?
‘Beginnen aan een nieuw stuk is altijd een kwelling! Daarom ga ik ter inspiratie vaak eerst muziek van anderen beluisteren. Voor Roads to Everywhere heb ik bijvoorbeeld partituren bestudeerd van de vioolconcerten van klassieke meesters als Beethoven en Mendelssohn en van moderne grootheden als John Adams en György Ligeti. Ik heb uiteraard ook typisch ‘violistenvoer’ onder de loep genomen, zoals de al genoemde capriccio’s van Paganini en de sonates van Eugène Ysaÿe.’
Waar heb je in dit stuk het meest mee geworsteld?
‘De vorm! Het is vaak een worsteling de juiste structuur te vinden, maar dit keer was het extra lastig omdat het materiaal de meest uiteenlopende kanten op leek te willen opgaan. Ik vergelijk het met hoe een cineast zijn film monteert: een overvloed aan geschoten materiaal en scènes moet zo geknipt en geplakt worden dat er een coherente vorm ontstaat. Dat betekent vooral veel schrappen, en dat is nooit eenvoudig. Het was in dit geval een enorme klus steeds ‘de juiste weg’ te vinden in het oerwoud aan mogelijkheden.’
Waarover ben je het meest tevreden?
‘Vaak kan ik pas ná de uitvoering zeggen waarover ik tevreden ben en wat me minder bevalt. Maar ik ben blij met de intieme, lyrische passages in het tweede deel, omdat het een kant van mij is die ik wat minder vaak verken. En ik ben trots dat ik in Roads to Everywhere zoveel verschillende emoties, sferen en expressie heb weten te integreren.’
Meer weten?
Voorafgaand aan de première op donderdag 17 maart, spreek ik met Joey Roukens over de totstandkoming van zijn stuk, met aansluitend een openbare repetitie. Beide zijn gratis toegankelijk.
Gesprek: 16.15-16.50 uur
Repetitie: 17.00-17.45 uur