Het indrukwekkendst is het moment waarop het orkest zwijgt en Romeo wanhopig de witte wand tracht te bestormen waarachter zijn liefje Julia is verdwenen. Keer op keer rent hij tegen de steile helling op, om telkens weer verslagen naar beneden te glijden. Zijn wilde sprongen en gedraaf doen zijn zwarte jaspanden hoog opfladderen, als was hij een aangeschoten vogel in doodsstrijd. Je hoort enkel het doffe dreunen van zijn voeten, het gepiep waarmee deze over de balletvloer schuren en zijn steeds zwaardere gehijg. Letterlijk adembenemend – zowel voor danser James Stout als voor het publiek.
Met haar productie van Roméo et Juliette van Hector Berlioz bewijst choreograaf-regisseur Sasha Waltz dat het mogelijk is een overtuigende synthese te bereiken tussen opera en ballet. Franse opera’s zijn voor ons vaak onverteerbaar vanwege de ellenlange balletmuzieken die de handeling ophouden en regisseurs tot wanhoop drijven. Hoe deze ‘loze’ tijd nu weer in te vullen? Waltz kantelt dit beeld in zijn tegendeel door Berlioz’ ‘dramatische symfonie’ als uitgangspunt te nemen voor een avondvullend ballet. Met als kers op de taart drie zangsolisten en twee koren die organisch in de handeling worden opgenomen.
Met niet meer dan een sculptuur van twee witte platen bereikt Waltz een maximum aan zeggingskracht. Aanvankelijk liggen deze trapezegewijs gestapeld op het podium, maar als gaandeweg één plaat licht omhoog wordt getakeld ontstaat, samen met een uitgekiende belichting een akelige spelonk, die de dansers dreigt te verpletteren. Nog een stapje hoger fungeert het bovenste plankier als het balkon waarop Julia (een fenomenale Igone de Jongh) verschijnt, om nog hoger opgetild te veranderen in de kille scheidingswand waarachter zij verdwijnt en die Romeo (de al even overtuigende Stout) machteloos tracht te slechten.
De choreografie vertelt zeer beeldend het verhaal van de tragische liefde tussen Romeo en Julia, kinderen van de rivaliserende families Capulet (in het wit) en Montague (in het zwart). Zij sluit naadloos aan bij de muziek, bijvoorbeeld als Berlioz het bal masqué begeleidt met Strauss-achtige deuntjes en de dansers gestileerd dronken over het podium waggelen. Of neem het moment waarop Romeo en Julia in een innige pas-de-deux opeens, spatgelijk met een pizzicato in de contrabassen, een pompend armgebaar maken. – Een speels element dat de jongehonderigheid van het liefdespaar subtiel onderstreept.
De bewegingen van de dansers zijn over het algemeen zeer vloeiend en klassiek van lijn, met de dames in soepel vallende zijden jurken, die zich zwierig voegen naar hun sierlijke bewegingen. Tijdens het gemaskerd bal dragen ze echter stijve tutu’s, wat mooi past bij de kunstmatigheid hiervan en en passant lijkt te verwijzen naar de rigide houding van de familiehoofden, die de vete koste wat kost in stand willen houden. De vele ten hemel gestrekte armen lijken vergeefs genade af te willen smeken.
Waltz integreert op organische wijze het koor en de drie zangers. Als het koor tijdens de inleiding het verhaal uit de doeken doet, staan de zangers achter het orkest in de bak. Later geven zij óp het toneel gestalte aan de onverbiddelijkheid waarmee de families elkaar bestrijden. De in zwart gestoken Montagues ter rechterzijde hebben daarbij wel iets weg van orthodoxe Joden, terwijl de sluiers van de dames Capulet associaties oproepen met Palestijnse moeders. Toch is van geforceerde actualisatie geen sprake, je kunt er ook gewoon twee groepen in zien die niet eens zoveel van elkaar verschillen, maar elkaar toch tot op de dood bevechten.
Aangrijpend is het moment waarop het koor een ingetogen requiem zingt voor de gestorven Julia, wier levenloze lichaam ondertussen over het podium wordt gezeuld. Nu eens wordt ze door het corps de ballet op handen gedragen, dan weer wordt ze door twee mannen – een Montague, een Capulet – als een zak aardappelen heen en weer geslingerd, of als een laken ‘uitgeklopt’.
Opmerkelijk is de rol van Père Laurent, die het jonge paar gehuwd heeft en de families opdraagt hun vete bij te leggen. Met zijn ontblote bovenlijf en lange zwarte rok heeft zijn verschijning meer weg van een Egyptische hogepriester dan van een katholieke monnik. De bariton Paul Gay heeft een indrukwekkende présence en dito stemgeluid, maar mist wat kracht in de lagere registers. De alt Alisa Kolosova die de prille liefde tussen Romeo en Julia bezingt, beweegt zich statig als een koningin door de groep dansers, maar haar Frans is te onverstaanbaar en haar stem te rafelig om te overtuigen.
Sterk is de jonge Franse tenor Benjamin Bernheim, die al net zo soepel beweegt als Romeo en ondertussen loepzuiver en verstaanbaar zijn teksten zingt. Hij heeft een heldere, aangename stem die egaal door alle registers loopt en reikt tot in de verste uithoeken van het theater. Het Nederlands Philharmonisch Orkest schotelt ons onder de Japanse dirigent Kazushi Ono momenten van grote schoonheid voor. Bijvoorbeeld de prachtig hortende aanloopjes van klarinet en lage strijkers als Julia weer tot leven komt, of de klaaglijke hobo die klinkt als Julia zich definitief van het leven berooft.
In de snellere passages weet Ono het orkest noch het koor gelijk te krijgen, in schril contrast met de dansers van het Nationale Ballet, die samenwerken als een geoliede machine. De muziek van Berlioz is kleurrijk en afwisselend, maar weet niet zijn volle duur te boeien. Na ongeveer een uur verslapt je aandacht tijdens de pas de deux van het liefdespaar. Hier klinken weliswaar fraai smachtende strijkers, maar Berlioz blijft te lang in deze arcadische sfeer hangen. Daar helpt ook de oogstrelende choreografie niet meer.
Op een voorstelling van bijna twee uur valt dat wat minder geïnspireerde kwartiertje te vergeven. Waltz heeft met deze productie van Roméo et Juliette een prestatie van formaat geleverd. Ik zou graag eens haar visie zien op Berlioz’ cantate La mort de Cléopâtre of zijn liederencyclus Les nuits d’été.