‘Het ontketenen van een oorlog is de beste manier om aan jezelf te ontsnappen’, lezen we op het gaasdoek voor het podium van de Stopera. Daarna begint het Rotterdams Philharmonisch Orkest aan Prins Igor van Alexander Borodin. Een rake oneliner, maar hij wekt verwachtingen die niet worden ingelost. Ook muzikaal laat deze coproductie van De Nationale Opera en de New Yorkse Metropolitan Opera te wensen over.
De hoofdpersoon Igor Svjatoslavitsj, vorst van Seversk, trekt inderdaad ten strijde, maar hiertoe is wel degelijk een aanleiding van buitenaf. De Polovetsen hebben het onder leiding van de gevreesde Khan Kontsjak voorzien op Rusland. De Russische vorst lijdt een smadelijke nederlaag en trekt hiervoor aan het slot publiekelijk het boetekleed aan. Dit getuigt weliswaar van een verfissend staaltje zelfinzicht, maar verklaart niet dat Igors oorlogszucht zou voortkomen uit een gekweld gemoed. Bovendien wordt hij alom geprezen om zijn nobele karakter; zijn volk en echtgenote Jaroslavna dragen hem op handen.
Nobele Rus versus edele Polovetser
Borodin baseerde het libretto op verschillende middeleeuwse bronnen en werkte jarenlang aan zijn opera, die hij bij zijn dood in 1887 onvoltooid achterliet. Regisseur Dmitri Tsjerniakov maakte een selectie uit de door Nikolai Rimski-Korsakov en Alexander Glazoenov voltooide versie, maar voegde ook andere muziek van Borodin toe. De delen die hij wegliet verving hij door zelf geschoten filmscènes in zwart-wit. Deze herinneren sterk aan de beelden die we kennen uit de Eerste Wereldoorlog: angstig rondblikkende, grauwe soldaten, die een bloederige dood sterven in de modder.
Igor overleeft en vindt zijn gelijke in Khan Kontsjak, die hem zelfs zijn vrijheid belooft indien hij afziet van verdere oorlog tegen zijn stam. – Wat Igor verontwaardigd van de hand wijst. De rol van Kontsjak wordt met veel inleving en gevoel voor drama gezongen door de Russische bas Dmitri Oeljanov. Verwarrend is dat hij ook figureert als Igors zwager, de machtswellustige drinkebroer en vrouwenverkrachter Galitski. – Een rol die hij overigens met evenveel verve en een prachtige diepe bas over het voetlicht brengt. Oeljanov kreeg na afloop terecht het grootste applaus.
Clichématige gebaren
De eveneens Russische bariton Ildar Abdrazakov (Igor) kan qua stem noch qua uitstraling aan Oeljanov tippen. Hij zingt alsof hij het telefoonboek voordraagt en mist vooral in de laagte de noodzakelijk ademsteun. De Oekraïense sopraan Oksana Dyka weet als zijn echtgenote Jaroslavna evenmin te overtuigen. Haar op zich mooie stem wordt ontsierd door schelle klanken in het hoge register en wordt gaandeweg amechtiger en onzuiverder. Tijdens haar klaagzang in het derde bedrijf wil je haar persoonlijk uit haar lijden verlossen. De mezzosopraan Agunda Kulaeva (Kontsjakovna, dochter van de Khan) heeft een betere techniek, maar ook zij weet niet te ontroeren.
Nou worden de zangers bepaald niet geholpen door de personenregie van Tcherniakov. De clichématige, weids uitgestrekte armen en vertwijfelde blikken gaan op den duur zelfs op de lachspieren werken. Dat de regisseur het Koor van De Nationale Opera op cruciale momenten vanaf de balkons laat zingen, is ook geen slimme zet. In de opzwepende Polovetser Dansen lopen orkest en zangers soms behoorlijk uit de pas. Het koor zingt uitstekend, maar ontbeert de sonoor zoemende klank die zo kenmerkend is voor Russische muziek.
Sierlijk maar te weinig Russisch
Dirigent Stanislav Kotsjanovski voert het Rotterdams Philharmonisch Orkest met sierlijke gebaren door de kleurrijke partituur. Hij geeft ruim baan aan meeslepende soli in het hout en koper, uitmuntend uitgevoerd door met name (alt)hobo, fluiten, klarinetten en hoorns. Zijn aanpak is subtiel en zijn dynamiek voorzichtig, waardoor de muziek op den duur wat eenvormig wordt. Je gaat snakken naar de extreme contrasten waarmee hun vroegere chef-dirigent Valery Gergjev de Rotterdammers tot verzengende interpretaties wist te stuwen in Russisch repertoire.
Tijdens de vier uur durende voorstelling waren er slechts twee momenten van ontroering. Als de bojaren Jaroslavna berichten dat Igor de strijd verloren heeft en de vijand oprukt naar de stad begeleidt majestueus klaroengeschal een stemmig mannenkoor. Een ander kippenvelmoment zit vlak voor het slot. Ritmisch gescandeerde juichkreten klinken op als het volk de teruggekeerde Igor ontwaart. Hierna dooft de opera als een nachtkaars uit.
Vier uur is lang. Te lang voor een verhaal zonder noemenswaardige dramatische ontwikkeling. Dat moet ook Borodin begrepen hebben, die zelfs na vijftien jaar zwoegen Prins Igor onvoltooid liet.
Prins Igor is nog te zien tot en met 26 februari. Meer info en kaarten via deze link.