Wie jong is, een beetje leuk opgeleid en verder in het algemeen van goeden huize, gaat niet op een cruise over de Noordzee. Een cruise op de Noordzee, dat doe je als je geen fantasie hebt, slecht ter been of te ziek voor iets anders. Vindt Wunderbaum. Het theatercollectief dat zich graag ontfermt over de kwetsbaren van deze planeet is een paar daagjes meegeweest op zo’n cruise. Je kunt het meemaken in de voorstelling ‘Superleuk, maar voortaan zonder mij’, nu op Festival Boulevard.
Het collectief ontdekte dat de ware slachtoffers van het cruisedom de Filippijnse schoonmakers (m/v) zijn, en de Griekse stewards. Althans, dat ontdekten ze niet zelf. Ze zagen bevestigd wat ze hadden gelezen in ‘A supposedly fun thing I’ll never do again’ van David Foster Wallace. De Amerikaanse schrijver, die geplaagd door depressies in 2008 zelfmoord pleegde, beschrijft in dit essay uit 1997 een trip in 1995 op een luxe cruise door de Cariben. Hij doet dit in de wetenschap dat hij doodsbenauwd is voor haaien en zich alleen bij de gedachte aan zee al verloren en suïcidaal voelt.
Respect
Zulk betrokken antropologisch veldonderzoek kennen we natuurlijk ook van Louis Theroux en zijn Nederlandse navolgers Michiel van Erp en ‘Hokjesman’ Michael Schaap. Bij al hun verhalen wint hun betrokkenheid bij het onderwerp het van het aapjes kijken. Hoezeer je soms ook moet lachen om de bizarre dingen die andere mensen doen, dankzij de warme blik van de redactie en de maker krijg je ook respect voor het onderwerp. Je ziet vooral hoe weinig je zelf eigenlijk van de geportretteerden verschilt.
Die bijzondere betrokkenheid ontbreekt in de voorstelling van Wunderbaum, terwijl het gezelschap wel op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd om die te kweken. Dat kunnen we in ieder geval lezen in het Volkskrant-interview uit mei jongstleden (betaald te lezen via Blendle), en dat vertellen ze ook vooraf aan de voorstelling. Wunderbaum wil niet ironiseren. Want ironie is fout.
Onvoordelig
Die mededeling komt een beetje aan de late kant. Voor binnenkomst hebben we namelijk eerst buiten al heel lang naar realistische kunstfoto’s gekeken die de verveling aan boord tonen. Bij de kaartcontrole worden we verwelkomd door in potsierlijke pruiken gestoken acteurs die met veel overdrijving de hospitalitycrew van de cruisemaatschappij persifleren. Eenmaal in de zaal zien we zo’n typisch verborgen siltstaandecamerabeeld van een lege hal. We bespieden mensen vanuit hun onvoordeligste hoek, terwijl ze zich vervelen, of anderszins vakantie houden. Onderwijl worden ballonnetjes opgehangen.
Nog voor de acteurs ook maar één woord gezegd hebben is de sarcastische toon al gezet. De onflatteuze foto’s en filmbeelden blijven een rol spelen in de volle anderhalf uur dat de voorstelling duurt. De helft van de zaal lacht er besmuikt om. De andere helft zwijgt. Het niet-ironische zoeken de spelers vervolgens op door het verhaal te vertellen van de uitgebuite bemanning en vooral de Filippijnse slaven aan boord. Ze doen ook nog wel iets met de cruiseklanten, door een enkel verhaal heel erg serieus te vertellen. Uiteindelijk beklijft het beeld dat de cruise een plek is waar schatrijke, lelijke en uitgebluste bejaarden zich laten fêteren door afgeragde slaven.
Buiten schot
Wie volkomen buiten schot blijven, zijn de makers zelf. Zulk zelfinzicht zou namelijk kunnen leiden tot ironie. Nergens heb ik tastbare resultaten gezien van oprechte pogingen om de cruise-mens te begrijpen. Nergens stellen ze hun eigen houding ter discussie. Het beeld blijft staan van een groep kunstenaars in een hele dikke bubbel, die in hun weekje aan boord van een februaricruise over de Noordzee alleen maar hebben zitten kijken hoe groot de afstand was tot hun onderwerp.
De niet-ironische ernst waarmee ze vervolgens partij kiezen voor de logische underdog komt irritant heilig over. Alsof de crew van Wunderbaum als enige ziet wat er mis is, alsof zij zo dapper zijn geweest om zich in deze horror te begeven. Kijk maar naar die vreselijke vette lijven van de passagiers. Kijk ons vooral eens nobel zijn.
Overboord
Dat is inderdaad geen ironie meer. Dat is zelfingenomen vijandigheid jegens de kennelijk lager opgeleide onderklasse aan boord. De schrijver Wallace kan daarmee weg komen, omdat zijn schrijverschap mede thema is van het essay. Hij pakt zichzelf keihard aan. Dat essentiële, ironiserende onderdeel laat Wunderbaum weg.
Ik vroeg me af of de Wunderbaumers deze voorstelling, in deze vorm, zouden durven spelen aan boord van het schip waarover hun verhaal gaat. Uit de krant begreep ik dat ze aan boord wel een volslagen tot mislukken gedoemd cabaretprogramma hebben gespeeld, maar dat is wat anders dan deze zo letterlijk uit de hoogte neerkijkende blik op de medemens. Ik verwacht dat de Griekse nepkapitein ze in een gammele sloep overboord zet. Volkomen terecht.