Op zondag 10 september werd in TivoliVredenburg de Gaudeamus Award voor componisten onder de 30 uitgereikt. Winnaar was de Nederlandse gitarist, componist en instrumentontwerper Aart Strootman (1987). Hij werd gekozen uit 5 genomineerden en ontving de prijs uit handen van jurylid Christopher Trapani. De jury bestond verder uit Joe Cutler en Mayke Nas. Net als vorig jaar nodigde Gaudeamus haar uit als Componist des Vaderlands, toen betrof het haar voorganger Willem Jeths.
De jury moest dit jaar kiezen uit 288 partituren, ingestuurd vanuit 36 verschillende landen. De Gaudeamus Award bestaat uit een opdracht van € 5000 voor een nieuw stuk. In principe beleeft dit zijn première in de eerstvolgende Gaudeamus Muziekweek, maar soms wordt het een editie later. Naast Strootman waren de Amerikanen Chaz Underriner, Ethan Braun en Sky Macklay, en de Serviër Ivan Vukosavljevic genomineerd.
Unieke stem
Het juryrapport schrijft over Strootman: ‘Een kunstenaar die geen grenzen ziet tussen het uitvoeren, componeren, improviseren en ontwerpen van instrumenten. Hij is een unieke stem, wiens klankverkenningen een inspiratie vormen. Hij benadert compositie met een opmerkelijke frisheid, herdefinieert tot in het kleinste detail het geluid van elk instrument binnen een ensemble. Een performer, een improvisator, een uitvinder en een unieke componist.’
Strootman toont zich aangenaam verrast: ‘Ik had niet verwacht de prijs te winnen, en ben zeer vereerd.’ Gevraagd wat hij in gedachten heeft voor zijn compositieopracht, antwoordt hij: ‘Ik weet het nog niet. Ik ben op dit moment bezig aan een stuk voor Bang on a Can All Stars, voor het komende November Music Festival. Ik ga me hierop concentreren en heel hard werken. – Maar eerst ga ik een stevige borrel drinken.’
Klankonderzoek centraal
Net als in 2016 jaar verraadt de juryselectie een voorliefde voor componisten die zich focussen op klank en textuur. Uit het juryrapport leren we dat Underriner ‘extreme aandacht heeft voor detail’; Braun ‘mooi verzorgde muziek’ schrijft; Vukosavljevic ‘de fysieke kant van klank begrijpt’, terwijl Macklay een balans vindt tussen ‘proces en intuïtie’.
Hoe goedgemaakt en aansprekend hun stukken ook zijn, van de 5 componisten lijkt Macklay de enige te zijn die buiten de lijntjes durft te kleuren. Hoewel ook zij zich bezighoudt met klankonderzoek, waagt ze zich ook aan herkenbare melodieën en ritmes. Ze incorporeert humor en neemt bovendien de muziektraditie op de hak. Zoals bijvoorbeeld in haar aanstekelijke Many Many Cadences voor strijkkwartet.
Bad Boy of Music
Met haar lef komt Macklay het dichtst in de geest van ‘Bad Boy of Music’ George Antheil, wiens Ballet Mécanique het startschot vormde van de prijsuitreiking. Het brutale, hondsmoeilijke stuk werd fabuleus uitgevoerd door het Utrechtse ensemble Insomnio onder leiding van Ulrich Pöhl. Hoorden we maar vaker dit soort energie in de concertzaal.
Dit stuwende stuk voor percussie, sirene, elektrische klokken, piano’s en vliegtuigpropellers is een moderne klassieker. Antheil schreef het in 1924 en combineerde het machineachtige lawaai van de futuristen met stravinskiaanse ostinati en herhalende motieven die vooruitlopen op de minimalisten. Ondanks zijn respectabele leeftijd is Ballet Mécanique nog altijd fris en overrompelend. Pöhl en zijn muzikanten bliezen het dak van TivoliVredenburg eraf en kregen een daverend applaus.
Je zou willen dat jonge muziekpioniers zich wat verder op onverkend terrein zouden wagen. Het verkennen en opeenstapelen van klanken mag leiden tot hypnotiserende texturen, maar het uiteindelijke resultaat wordt wat eenvormig. Daardoor kun je nauwelijks de ene componist van de andere onderscheiden.
Hopelijk zal de jury van volgend jaar meer oor hebben voor echt originele stemmen en kiezen voor een bredere verscheidenheid aan stijlen, zodat een nieuwe Antheil niet over het hoofd wordt gezien.