Een van de leuke dingen van Frankrijk is dat het niet aangeharkt is. Op elk fietstochtje, of wandeling over dat overwoekerde pad dat zo mooi begon, kun je zomaar tegen een ruïne aanlopen. Zo’n ruïne waar wij hier in Nederland al gauw een attractie van zouden maken, als we het stukje onbeheerd vastgoed niet allang zouden hebben gesloopt om plaats te maken voor een boetiekhotel.
Dus niet bij die Fransen. Zij hebben hun land in de afgelopen eeuwen, of liever millennia, zo vol geplempt met onroerend erfgoed dat er geen beginnen meer aan is om het te behouden, te restaureren of anderszins nuttig in te zetten. Dat ze soms even niet opletten is hun vergeven. Zoals toen die Hollandse prins naar zijn Orange kwam om de plaatselijke, aardig geconserveerde Romeinse ruïnes te slopen. Hij had de stenen nodig voor zijn stadsmuur.
Een advies zonder nieuws
Over die pragmatische en op economisch gewin gerichte aanpak van het Nederlandse erfgoedbeleid verscheen maandag 18 december een advies. Het zal u niet zijn opgevallen, want het advies bevat geen echt nieuws. Althans: de Raad voor Cultuur en de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur hebben samen een antwoord geformuleerd op de vraag van de vorige minister van Cultuur om een briefadvies over de toekomst van ons onroerend erfgoed. Denk: kerken, oude boerderijen, terpen, bekenlandschappen, weverspandjes en gietijzeren fabriekshallen.
Heel kort gezegd behelst het advies in de brief dat er niets hoeft te veranderen. We gaan best lekker met ons erfgoed. Zijn natuurlijk wel een paar dingetjes om op te letten. Zoals de stem des volks, die soms hele eigen opvattingen heeft over monumenten, zoals onlangs nog bleek bij het gesteggel rond de Mussertmuur in Lunteren. Komen ook nieuwe problemen bij, zoals het gedoe rond gebouwen of plekken die ooit geroemd werden om hun grandeur, maar waarbij nu de vraag gesteld wordt over wiens rug die grandeur tot stand gekomen is. Iets dat vooral speelt bij de nabestaanden van tot slaaf gemaakten uit onze rijke koloniale geschiedenis.
We gaan allemaal verhalen vertellen
In de tekst, die wegens een overdaad aan ambtelijk taalgebruik niet echt goed te lezen is voor de gemiddelde leek, duikt wel opeens het woord ‘storytelling‘ op. En niet een keer, maar honderd keer. Sterker nog: de raad speelt met het idee om het beleid minder te richten op stenen en meer op stories. Soms krijgt een plek pas betekenis door de verhalen die erover verteld kunnen worden, en nog vaker is een verhaal nog het enige dat overblijft van een plek, zoals bijvoorbeeld het voormalig concentratiekamp aan de duinrand bij Schoorl.
In ons kleine land is de ruimte beperkt. We kunnen we niet heel veel hectares vrij laten liggen omdat daar ooit iets gebeurd is. Dat kunnen ook boerensloten zijn, het hoeft niet per se een schuldig landschap te zijn. Als zich niet direct een financiële redder aanbiedt, wacht meestal de slopershamer en rest er in het beste geval nog een plaquette.
Meer ruïnes
Verhalen moeten daar het verschil in maken. Volgens de Raad, en dat vind ik eigenlijk wel de leukste verborgen parel in dit advies, kunnen we in de krimpgebieden aan de rand van Nederland weleens dingen gewoon tot ruïne laten vervallen. Niet opruimen dus. Zodat die ruïne het verhaal blijft oproepen. Zodat we een beetje Frankrijk in Nederland krijgen.
Men zal daarbij wel weer niet doelen op Slochteren en omgeving, waar het monumentale erfgoed nu wel erg snel wordt opgeofferd aan onze gasbehoefte. Maar dat is natuurlijk ook weer een heel ander verhaal.
Of niet? Je mag het zeggen.
Lees het hele advies hier. (als je kunt)