‘Hier ga ik niet iedereen blij mee maken.’ Deze woorden sprak minister Ingrid van Engelshoven uit tijdens het debat over haar uitgangspuntennota, vorige week donderdag. Ware woorden. De glans van haar ministerschap is er inmiddels inderdaad wel af. Van Engelshoven is, na Bussemaker, de tweede cultuurminister die Mark Rutte’s cultuurbeleid moest uitvoeren, en niets anders te bieden had dan een vrolijker toon en een paar extraatjes, die grotendeels uit sigaren uit eigen doos bestonden. Is de cultuurwereld er beter op geworden? Niet echt. Zijn we verder van huis dan ooit? Zeker wel.
In 2008 stond er immers, na jaren van gesteggel, voor het eerst een kunstbeleid in de steigers waar echt iedereen blij mee was. Een kraakheldere basisinfrastructuur, met lekkere functies en bijbehorende budgetten, inclusief ruim gedoteerde fondsen, broedplaatsen, werkplaatsen, en opleidingen. Kostte krap een miljard, maar het hele land was blij.
Verval
Hoe kwetsbaar dat bouwwerk was, bleek twee jaar later, toen Mark Rutte via zijn uitvoerder Halbe Zijlstra liet weten dat er te veel kleine zaaltjes waren waar vijftien man op de eerste rij zaten. Was allemaal te duur, dus moest er 200 miljoen af. Omdat er verder geen visie achter stak betekende dat dat het gebouw van de basisinfrastructuur overeind zou blijven, maar dan met minder heipalen, minder cement in de voegen, een paar plafondbalken minder en wat meer ongedierte in de kelder.
In negen jaar tijd is het gebouw steeds verder in verval geraakt. Iedereen zag dat, maar reageerde er anders op. Lobby-organisaties drongen aan op teruggave van die gestolen 200 miljoen, waarmee alles weer als vanouds zou worden, terwijl politici hier en daar een raam dichttimmerden, een extra stutje plaatsten, een rattenval neerzetten, een pompje aanzetten voor het hemelwater dat overvloedig door de gebroken dakpannen heen stroomde.
Ondertussen wilde men gewoon doorgaan alsof er niets gebeurd was, maar dan met minder geld. Er werd op mensen bezuinigd, tot ook daar uiteindelijk protest tegen kwam. Toen was het al te laat.
Beheer en behoud
De VVD-agenda was al die tijd helder: net als aan een kleinere overheid heeft de liberale partij behoefte aan een kleinere gesubsidieerde kunstsector. Sterker nog: subsidie is er eigenlijk alleen voor beheer en behoud van erfgoed en monumenten. Iedereen die het als nieuwkomer lang genoeg op eigen benen volhoudt, komt dus vanzelf in aanmerking voor de monumentenstatus. Meestal in een volgend leven.
Donderdag, in de Groen van Prinstererzaal van de Tweede Kamer, was opeens iedereen, van links tot rechts, het erover eens dat er sprake was van overaanbod in de kunsten. Vreemd genoeg heeft niemand dat in die zaal echt opgemerkt, maar niemand van de Kamerleden protesteerde. Sterker nog: het werd volmondig beaamd. De minister ging nog een stapje verder door de kunstwereld te danken voor het invoeren van de Fair Practice Code, en dat ze dit eigen initiatief graag steunde door die code verplicht te stellen voor subsidie. Binnen de bestaande financiële kaders.
Cynisme
Dat betekent dat in één klap zeker een derde van de aanvragen in de Podiumkunsten zal moeten worden afgewezen. Met hetzelfde bedrag iedereen eerlijk behandelen kost immers handenvol geld dat er nu niet is. Of ze dat geld vrijmaken door duurdere kaartjes, minder aanbod of minder personeel, mogen ze zelf weten. Zelden zag ik een bal met meer vriendelijk verpakt cynisme teruggekaatst worden door een minister. Want dat is het uiteindelijk, wanneer je een oproep tot eerlijke betaling niet met meer geld beantwoordt.
Maar is de minister niet een beetje terecht cynisch? Heeft het hele lobby-apparaat van de kunstsector dit niet ook een beetje aan zichzelf te danken? Ingrid van Engelshoven heeft immers vanaf haar eerste publieke optreden al aangegeven dat er behalve de toegezegde verschuivingen geen cent bij zou komen. Logisch, want Mark Rutte kan zich niet permitteren nog een keer terug te komen op ingezet beleid. Toch bleven alle lobby-organisaties zich richten op verhoging van het budget, op het terugdraaien van de bezuiniging. Hoe naïef.
Jiu Jitsu
In de politieke lobby geldt allereerst de macht van het getal, daarna de macht van geld, gevolgd door politiek opportunisme, waarna zoiets als redelijkheid overblijft als er verder niets te halen is. Het is vooral een vechtsport waarbij het meebewegen met de inzet van de tegenstander een eerste weg is naar winst.
Waarom heeft de lobby van de kunstwereld niet op zeker moment gezegd: ‘Oké, die 200 miljoen zijn we kwijt, laten we nu kijken wat we voor goeds neer kunnen zetten voor dat bedrag’? Dan was er mogelijk gemor uit eigen gelederen geweest, maar je had mensen ook op de realiteit kunnen wijzen, waarna het elan zich op andere zaken zou kunnen richten.
Zwaktebod
Nu kan, in retrospect, het advies van de Raad voor Cultuur als het ultieme zwaktebod van de kunstwereld worden gekwalificeerd: er staat geen nieuwe structuur, maar er dobbert een reddingsvlot in de ondergelopen achtertuin met een zeiltje van landbouwplastic. Dit is absoluut onvoldoende om de storm die de cultuursector zeker nog te wachten staat, te overleven. Om dat nog extra te benadrukken heeft de VVD niet voor niets staan juichen bij het ‘redden’ van de Rijksmusea van mogelijke regeldruk?
Waar was al die tijd het Plan B?