De wereld van Boukje Schweigman is spannend, maar nooit dodelijk. Of ze nu een belevingsvoorstelling maakt op een mooie locatie tijdens een zomerfestival, of meer kunstzinnig te werk gaat in de stukken die ze voor de theaters maakt: je ziet alleen maar aardige mensen. Ook in Val, haar nieuwste. Daarin zien we een heleboel aardige mensen vallen. Diep vallen, soms. Maar dat vallen overkomt ze, en heeft iets totaal onvermijdelijks, waardoor het bijna rustgevend wordt.
In een kunstwereld waarin mensen graag ‘gevaar’ en ‘doodsdrift’ krijgen voorgeschoteld, is het theater van Schweigman altijd een statement van het tegendeel. Dat is dapper, want met aardige mensen win je de harten van subsidiecommissies niet, net zo min als dat van recensenten die doorgaans hun gevoel voor humor en nuance thuis laten. Dat het haar al jaren lukt, komt omdat ze iets heel speciaals heeft, ter compensatie: een hartverscheurende en ontwapenende nieuwsgierigheid.
Hoe doet ze dat?
Hoe zie je dat in ‘Val’? Het lijkt simpel, maar ze laat jou, als toeschouwer, met zich meekijken. En dan begin je dus het best in het aardedonker. Begeleid door ijle, en soms zware saxofoonklanken, geschreven door Yannis Kyriakides en uitgevoerd door het Calefaxkwintet, begin je in dat aardedonker langzaam vallende vormen te onderscheiden. Ze vallen heel langzaam, gevangen in mid-air, zachtjes wentelend, heel kalm.
Het is een beeld dat mij deed denken aan de horror van de brandende torens in New York, 11 september 2001. Het beroemde fotobeeld van die vallende man, keurig in pak, aktentas in de hand, maar ondersteboven, straalde ook al zo’n bizarre rust uit. Dat beeld maakte de ramp invoelbaar, maar het suggereerde zoveel meer. In de voorstelling gaat het ook niet om de onvermijdelijke klap waarmee elke val ooit eindigt, maar om het begin, en het midden. Lopen is immers uitgesteld vallen, zoals fietsen en naar de maan vliegen dat ook is.
Verlangen
Uiteindelijk vallen we allemaal. Dat is de simpele moraal die je meekrijgt. Je kunt je verzetten, zoals twee dansers een dramatische tijd lang doen, maar vallen zul je. Hebben we hier dan toch die doodsdrift te pakken? Mooiste is dat het in Schweigmans voorstelling geen drift is, maar een diepgevoeld valverlangen. Het soort verlangen ook, waar mensen die, net als ik, behept zijn met hoogtevrees, de rillingen van over de rug krijgen.
Even bekroop mij de gedachte dat een stuk als dit een bijsluiter moest krijgen: probeer dit niet thuis. Of bij die brug, of met die selfiestick bij die Noorse fjord. Maar voor zoiets is deze voorstelling te liefdevol. Het gaat niet over springen, tenslotte.
Remembering Bas Jan Ader .. 8)
Reacties zijn gesloten.