“Als jij het vertelt lijkt het allemaal zo logisch”, zei een goede vriend vorige week, “als een bestuur dit zou horen…”
Onderwijs, elke dag staat het in de krant en debatteren we ons maatschappijbreed suf over het belang van goed onderwijs, over de lerarentekorten en de grootte van klassen. Terwijl het kabinet muisstil zit in de hoop er onderuit te komen om broodnodige structurele verbeteringen zelf te initiëren. Hetzelfde doen ze met de boeren en de stikstofcrisis, Schiphol, de bouw, Zwarte Piet en vaccinaties. Het is een beleid van pappen en nathouden en de burgers het onderling laten uitvechten.
Als leraar Engels in de dop verbaas me ik me voortdurend
Ik verbaas me over de dingen die we voor de Hogeschool van Amsterdam moeten doen, voor een tweedegraads bevoegdheid. En, met terugwerkende kracht, verbaas ik me ook nog over de dingen die ik twintig jaar geleden op de Universiteit Utrecht moest doen.
Waarom moest ik op de universiteit een website bouwen? Maar kreeg ik nooit een vak hoe je een fatsoenlijke paper moest schrijven? En waarom word ik op de Hogeschool van Amsterdam om de oren geslagen met vakken zoals ‘research writing’ en wetenschappelijk correcte bronvermeldingen?
De Hogeschool Utrecht maakt het trouwens nog bonter dan de Hogeschool van Amsterdam, die hebben een ‘onderzoekscompetentie’ aan hun lerarencurriculum toegevoegd. Hogescholen die universiteitje spelen en universiteiten die hogeschooltje spelen, wie is daar nou mee gediend?
Persoonlijk zou ik nu liever een extra vak klassenmanagement of differentiëren volgen. Dat heb ik namelijk keihard nodig voor mijn stage op een ROC. Met klassen vol leerlingen met rugzakjes, 16 jarigen die amper Engels gehad blijken te hebben, nieuwkomers die net Nederlands leren spreken en oh ja, die ene gesjeesde gymnasiast die zich dood verveelt in mijn lessen.
Als hogeschoolstudent met werkervaring in andere vakgebieden blijf ik me verbazen over de starheid en logheid van het systeem. Ja, ik wil en gun iedere leerling heel goed opgeleide leraren, met een grote algemene ontwikkeling. Maar de weg daarnaar toe lijkt nooit ter discussie te staan in het publieke domein.
Leve de literatuur, maar noodzakelijk?
Een voorbeeld. Mijn klasgenoten hebben literatuurvakken en velen van hen worstelen daarmee, Pride and Prejudice is niet hun kopje thee. Ik heb daar vrijstellingen voor, maar de opleiding versnellen is voor mij bijna niet mogelijk. Mijn klasgenoten en ik leren voor een tweedegraads bevoegdheid, dat wil zeggen de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De boeken die ze nu moeten lezen en het niveau van begrip dat ze moeten beheersen zullen ze never nooit hoeven toepassen in hun onderwijspraktijk.
Persoonlijk zou ik het liefst met Shakespeare in de brugklas beginnen (en dat heb ik op een middelbare school waar ik een kunstvak gaf ook gedaan). Maar redelijk, nodig of efficiënt? Nee. Laat mensen die doorleren voor een eerstegraads bevoegdheid die literatuurvakken volgen, nu lopen er studenten op stuk met een achtergrond die je broodnodig hebt in een grootstedelijke onderwijs omgeving.
Het klinkt heel leuk hoor, dat ik ‘Shakespeare in huis heb’, maar mijn klasgenoot die de 26 beste spiekmethodes uit eigen ervaring kent, is potentieel pas echt een topleraar.
Onnodige talentverspilling
Ik en vele anderen luisteren voorlopig naar het klappen van de zweep en springen door hoepels van eisen. Ogen op de bevoegdheid en door. Mijn omgeving vindt me ‘dapper’. Maar met een op maat programma had ik al bijna klaar kunnen zijn, nu zit ik nog 2,5 jaar aan de hogeschool vast. Ongeveer de helft van de HBO studenten op een lerarenopleiding schijnt af te vallen in het eerste jaar. Bij de deeltijdopleidingen zitten een hoop mensen met baan en/of een gezin, die het onderwijs veel te bieden hebben, maar die het zich niet kunnen permitteren om vier jaar lang onbezoldigd te investeren.
Misschien dat de politiek gevoelig is voor het argument dat dit kapitaalvernietiging is. Dat past immers helemaal in ons neoliberale discours. Maar erger vind ik ‘de talentverspilling’ die plaatsvindt. Ik heb al te veel veelbelovende docenten in de dop de handdoek in de ring zien gooien. Hogescholen zijn blijkbaar gebaat bij een vierjarige opleiding en hun eigen, logge, curriculum? In mijn ogen zijn ze veel te lang buiten schot gebleven in alle discussies over onderwijs.
Scholen moeten er zijn voor de leerling, in plaats van leerlingen voor de scholen. En dat geldt ook voor de plekken waar de docenten van de toekomst worden opgeleid.