Zuid-Afrikaanse soldaten dachten door mee te vechten tijdens de Tweede Wereldoorlog stemrecht en onafhankelijkheid te verwerven, want dat werd hen beloofd. Maar na de oorlog wachtte hen geen vrijheid maar Apartheid. Met Wij zijn de wrekers van dit alles werpt schrijfster Conny Braam licht op deze pijnlijke geschiedenis.
Vier jaar geleden publiceerde Conny Braam (72) de succesvolle roman Ik ben Hendrik Witbooi, over de Namibische strijder die zijn volk wilde bevrijden van de Duitse kolonialistische overheersing. Haar nieuwe boek Wij zijn de wrekers van dit alles is een meeslepende vertelling over Hendriks kleinzoon Jakob, die een heel andere strijd te voeren heeft, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De Zuid-Afrikaanse troepen worden in 1942 in het noorden van Libië door de Duitsers verslagen en de duizenden witte, bruine en zwarte soldaten worden als krijgsgevangenen naar Italië verscheept.
Auschwitz
Als na verloop van tijd dat kamp wordt ontruimd omdat de geallieerde troepen vanuit het zuiden oprukken, volgt een nieuwe overplaatsing: naar Auschwitz. Ook dit kamp weet Jakob Witbooi te overleven, waarna nóg een beproeving volgt: een maandenlange, zware voettocht naar bevrijd gebied. Eenmaal daar aangekomen worden de zwarte soldaten direct weer gescheiden van de witte.
Terug in Afrika gaat alles op de oude voet verder. Jakob wordt gewoon weer de ‘slaaf’ van Duitse bazen. Een roman over racisme en Apartheid dus, een thema dat Braam na aan het hart ligt. Ze was twintig jaar lang betrokken bij de Anti-Apartheidsbeweging Nederland, en werkte mee aan de bevrijding van Nelson Mandela.
Een roman over de kleinzoon van Hendrik Witbooi – kwam het idee voor dit verhaal op uw pad tijdens de research voor uw vorige roman?
‘Nee, eigenlijk ontstond het pas daarna, bij toeval. Hendrik Witbooi was een bijzondere figuur, die tachtig jaar oude Namibiër die in opstand kwam tegen het Duitse kolonialisme. Toen het boek na drie jaar klaar was, was ik me diep met hem verbonden gaan voelen en vond ik het moeilijk hem los te laten. Daarom zat ik wat op internet te struinen, zoekend op de naam Witbooi, en kwam ik tot de ontdekking dat die naam voorkwam op oorlogsmonumenten in Noord-Afrika en Italië.’
Speren
‘Een oude vriend van me, Wolfie Kodesh, was een blanke, joodse Zuid-Afrikaan en hij had me ooit verteld dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Zuid-Afrikaanse troepen in Italië had gevochten. Destijds besteedde ik daar niet zo veel aandacht aan, maar nu ik de naam Witbooi tegenkwam op Italiaanse monumenten, kwamen die twee verhalen ineens bij elkaar en begon die geschiedenis me steeds meer te fascineren.’
Heeft Jakob Witbooi echt bestaan?
‘Laat ik het zo zeggen: hij had kúnnen bestaan. Mijn boek is een roman en het personage Jakob Witbooi is een samenstelling van een aantal Witboois die ik tijdens mijn research tegenkwam. Jakob staat symbool voor de zwarte soldaten uit Zuid-Afrika, die door Churchill en Roosevelt waren opgeroepen om zich aan te melden voor het leger. Het ging om honderdtwintigduizend mensen, onder wie meerdere Witboois. In de archieven die in Windhoek in Namibië lagen te verstoffen trof ik talloze aanmeldingsformulieren aan, maar ook dagboeken en memoires van soldaten.’
Wat intrigeerde je eraan?
‘Zodra je het over Zuid-Afrika hebt, heb je met rassenkwestie te maken – en zeker in die tijd was dat het geval. Witte, bruine en zwarte soldaten werden in aparte divisies ondergebracht. De zwarte soldaten zaten in het zogeheten Native Corps en mochten aanvankelijk geen geweren dragen, alleen speren. De reden daarvoor was dat de blanken als de dóód waren dat ze na de oorlog ineens met een leger zouden zitten van zwarte soldaten die met wapens konden omgaan. Dus de zwarte soldaten moesten het tegen de legers van Hitler opnemen met speren, waanzinnig! Die situatie was natuurlijk niet lang houdbaar, en de zwarte soldaten eigenden zich op een gegeven moment zelf maar de wapens van omgekomen soldaten toe.’
Automatisme
‘Ik werd ook verrast door de enorme aantallen waar het om ging: er werden bijvoorbeeld tienduizend krijgsgevangenen gemaakt bij Tobroek in Noord-Libië. Toen ik dat ontdekte, wist ik: nu heb ik een verhaal. Want die tienduizend Afrikaanse mannen van alle kleuren werden op elkaar gedreven en waren aan elkaar overgeleverd om te kunnen overleven.’
Toch staan die verschillende groepen elkaar aanvankelijk haast naar het leven vanwege hun huidskleur, al zijn ze allemaal landgenoten en krijgsgevangenen. Pas tegen het einde van de oorlog ontstaat er enige verbroedering tussen witte en zwarte Afrikaanse soldaten.
‘Dat klopt, ze hebben daarvoor een lange weg te gaan. Het automatisme dat uit de dagboeken van witte soldaten sprak over de onderlinge verhoudingen, vond ik schokkend. Ze dachten niet: dit is mijn medesoldaat, mijn kameraad. Nee, ze dachten: dit is een zwarte, hij is mijn bediende; ik krijg als eerste eten. Blanken wilden hun positie niet opgeven, ze bleven de zwarte soldaten als minderwaardig beschouwen. In het krijgsgevangenenkamp kregen de zwarte soldaten het minste te eten, en moesten ze op de slechtste plekken slapen, naast de latrines. Zij verzetten zich nauwelijks, omdat ze nooit iets anders hadden meegemaakt dan die Zuid-Afrikaanse samenleving, met haar rigide scheiding naar ras en de onmogelijkheid onderwijs te volgen en zich te ontwikkelen.’
Jakob verheugt zich op het feit dat hij iets van de wereld gaat zien. Is dat ook uit het leven gegrepen?
‘Ja, uit de dagboeken van soldaten die ik heb gelezen sprak opwinding, want het waren jongemannen van tussen de 20 en 30 jaar die nooit iets van de wereld hadden gezien. Ze wisten nog niet wat er in Europa allemaal gaande was, dus alleen al het feit dat ze Europa zouden gaan zien, riep allerlei fantasieën en gedachten op. Zo’n atlas als Jakob Witbooi heeft in de roman, waarmee hij probeert hun reis te volgen, heb ik echt gevonden. Die paste net in de grote zakken van een soldaat.’
Het grote verraad
‘In Italië ontdekken ze een andere samenleving, waarin mensen op een andere manier met elkaar omgaan en de zwarte soldaten niet per se racistisch bejegenen. Maar de oorlog is nog niet voorbij of ze worden door de legerleiding van de geallieerden direct weer naar ras gescheiden. Vervolgens komen ze thuis en hupsakee: Apartheid. Ik heb er met historici en heel veel mensen in Zuid-Afrika over gepraat: dit is het grote verraad geweest. Churchill en Roosevelt hadden beloofd dat de landen die tegen Hitler vochten na de oorlog (weer) zelfbeschikkingsrecht zouden krijgen. De documenten waarin dat stond, bestaan nog steeds. Maar na de oorlog bleek die belofte alleen maar te gelden voor Europa en de VS. Niet voor de miljoenen mensen in de koloniën.’
Hoe reageerden de veteranen daarop?
,,De veteranen vormden de basis voor de bevrijdingsbewegingen vanaf de jaren vijftig. Deze oud-soldaten hadden in Europa contact gehad met de partizanen, die streden tegen racisme en voor gelijkheid. Nu werd er verschil gemaakt tussen witte en zwarte veteranen. Blanken werden als helden ontvangen en met alle egards behandeld, en kregen een uitkering. Zwarten kregen een fiets en een paar laarzen, en konden vervolgens weer als knecht aan het werk. Daar kwamen ze tegen in opstand. Er zijn nog een paar wiebelige filmbeelden waarop je tienduizenden veteranen met fakkels door de straten van Kaapstad ziet gaan in protest tegen Apartheid.’
Om een vriend te redden wisselt Jakob van identiteit. Gebeurden zulke dingen echt?
‘Zo’n verwisseling van identiteit kwam inderdaad voor, anders had ik dat niet durven schrijven. Jakob ruilt zijn eigen identiteitsplaatje om met zijn joodse vriend Moritz Rabinowitz, omdat Jakob denkt dat niemand een zwarte zal aanzien voor een jood. Mede vanwege de Conventie van Genève, die krijgsgevangenen beschermde, weet hij zich staande te houden. Daarin zie je kracht en standvastigheid van de oude Hendrik Witbooi terug. De menselijke drang tot overleven en vrij zijn is nooit helemaal te vernietigen. Dat blijft in iemand voortleven.’
Betere mensen
‘Na afloop van de oorlog wordt Jakob ervan beschuldigd dat hij uit eigenbelang van identiteit zou hebben gewisseld, namelijk om als blank te worden geregistreerd. Men ging ervan uit dat elke zwarte liever blank wilde zijn. Blanken waren immers “betere mensen”.’
Wat kunnen we vandaag de dag leren van dit verhaal?
‘Dat racisme een enorm vernietigende kracht is, en dat het heel gevaarlijk is als die de hoogste regionen van de samenleving, de politiek, aanstuurt. Na de oorlog dachten veel mensen dat we de meest ultieme vorm van racisme hadden verslagen: het nazisme. Maar nog geen drie jaar later kwam Apartheid en was er doodse stilte. Het kwaad dat net was overwonnen, stak wederom de kop op. Dat leert ons dat we altijd alert zullen moeten blijven en dat we dit kwaad moeten blijven bestrijden. Want doe je dat niet, dan leidt dat tot weerzinwekkende uitwassen.’
Zijn strijd en verzet noodzakelijk?
‘Ja, maar die brengen ook het beste in mensen naar boven. De periode waarin ik samen met anderen streed tegen Apartheid en voor de vrijlating van Nelson Mandela was de mooiste tijd van mijn leven. Terwijl we samen door gevaarlijke en donkere tijden heen gingen, hadden we ook onwaarschijnlijk veel lol met z’n allen – mensen van alle kleuren, jong en oud, man en vrouw. Ik denk dat het belangrijk is om verhalen als deze te lezen, omdat je als lezer als het ware dan al een keer in zulke ervaringen hebt ingeleefd en jezelf hebt afgevraagd wat je zou doen in bepaalde situaties.’
‘Voor mij heeft dat in elk geval wel zo gewerkt. Als meisje vrát ik verhalen over Hannie Schaft en Freddie Dekker. Wat zij als jonge meiden durfden en deden… Dat zette destijds mijn denkraam wagenwijd open en heeft me enorm geïnspireerd om zelf ook moed op te brengen. Zo’n ervaring gun ik alle jonge mensen. Want het biedt vertrouwen in al het goede waartoe de mens in staat is.’