Wat een ongelofelijke bak lef heeft Lucie Horsch. Twintig jaar. Inmiddels tamelijk wereldberoemd, dat wel. Maar je moet maar durven om in je dankwoord voor de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs, de minister haar zojuist uitgesproken woorden terug in het gezicht te smijten. Want dat deed Lucie Horsch, met een beheerste woede die zelfs op 25 meter afstand diepe indruk maakte.
De minister, die in haar speech Lucie’s eigenheid had geroemd, haar vastberadenheid om zich niet aan regels te houden, kreeg van diezelfde Lucie terug dat zij nu juist degene is die vanwege het aanvinken van regeltjes de vrije kunst smoort. De zaal vol 30 directeuren en hoogwaardigheidsbekleders was ademloos. Verbaasd eerst, daarna enthousiast: die durft wat niemand die daar zat durfde, zelfs niet het Holland Festival zelf, gastheer van dit gebeuren, dat door de Raad voor Cultuur om totaal onduidelijke redenen met een half miljoen wordt gekort.
Vastberaden
Enfin: haar speech heeft ze hier online gezet. Ga lezen en huiver. Geen enkele reden om te wanhopen over de nieuwe generatie post-millennials, als ze zelfs maar een fractie van de vastberadenheid van Lucie Horsch hebben.
En mocht je nog niet overtuigd zijn van de grootheid van dit blokfluitgenie, laat me je proberen te beschrijven hoe dat werkte. Plaats van handeling is het Muziekgebouw aan het IJ in Amsterdam, gestript van alles wat het gebouw fijn maakt: een lege zaal, 30 mensen op tweeënhalve meter van elkaar op het balkon, de muziek op de afgevlakte vloer in de diepte.
Of nee, laat ik nog wat verder terug gaan in die middag: 30 mensen op 30 stoelen in de Kleine Zaal van het Muziekgebouw, kijkend naar de muur waar een projectiescherm hangt. Daarop de livestream van een vijftiental zangers van Cappella Amsterdam, die van het publiek gescheiden in de Grote Zaal beneden een prachtige uitvoering geven van een tot nog toe onbekend werk van Louis Andriessen. Schijnbaar eenvoudig, gemaakt voor een toneelstuk, opent hiermee een kort, maar diep indrukwekkend concert dat verder veel middeleeuws werk bevat.
Muziek die prachtig klinkt, maar soms ook wat overdadig na de minimalistische zuiverheid van Andriessens Un Beau Baiser uit 1980.
Diepte
Na de pauze zitten de dertig, inclusief de minister, op het balkon van de Grote Zaal. Beneden in de diepte: 15 musici van Het – net als Cappella in zijn voortbestaan bedreigde – Orkest van de Achttiende Eeuw. Alleen snaarinstrumenten, en alleen in Nederland woonachtige musici: de rest is óf gevaarlijk (blazers), óf onder internationale lockdown. Het orkest klinkt mooi, al zullen we pas helemaal aan het eind horen hoe mooi het nog mooier kan klinken.
Lucie Horsch, die voor haar speech een waanzinnig gecompliceerd stuk speelde, dat Louis Andriessen speciaal voor Frans Brüggen schreef (Sweet), verrichtte na haar speech een wonder. Anders kan ik het niet zeggen. Het Concerto in D-Major voor Fluit en Strijkers van Johann Sebastian Bach, gearrangeerd door Frans Brüggen, veranderde door Horsch’ woede en temperament in een opzwepend dansstuk. Ze nam het orkest op sleeptouw, en dat leverde een bruisend spektakel op dat tot op het bot ontroerde.
Dat is wat live muziek vermag, zelfs in een wegens pandemie pijnlijk lege zaal. Hierom moeten we weer met zijn allen naar theaters en concertzalen. Hier maak je mee wat je op een stream of geluidsopname nooit echt zult ervaren: muzikanten die plots vervuld van energie boven zichzelf uitstijgen, dankzij een 20-jarige met een blokfluit. En een grote mond.