Een harde, maar ook gevoelige roman is Als een steen in de stroom van Mauro Corona (72), en een weerspiegeling van hemzelf. De Italiaanse schrijver en beeldend kunstenaar wordt in het dagelijks steeds meer als de egel uit zijn boek, die uiteindelijk al zijn stekels laat vallen. ‘Ik probeer de zachtheid die ergens vanbinnen verstopt zit, meer naar buiten te laten komen.’
In Italië is hij een fenomeen
Laat tegenover een willekeurige Italiaan de naam Mauro Corona vallen, en dat levert meteen een gesprek op. Met zijn woeste baard en grijze haardos onder een bandana, en een sigaar en drankje in de hand, is de schrijver, beeldend kunstenaar en televisiepersoonlijk niet bepaald een kleurloze persoon. Sommigen vinden hem een uomo particolare, een ‘bijzondere’ man. Anderen noemen hem un personaggio, een ‘personage’. Een bekende en opvallende figuur is hij in elk geval.
In Italië is hij een fenomeen, en een literair voorbeeld voor andere schrijvers zoals Paolo Cognetti. Toch is Als een steen in de stroom, dat Corona tien jaar geleden schreef, de eerste roman van zijn hand die in het Nederlands is vertaald. Het boek is een uitstekende kennismaking is met Corona’s werk, en met de schrijver zelf. Want van al zijn romans is deze de meest persoonlijke.
Een jong leven, gespeend van plezier en liefde
Als een steen in de stroom vertelt het levensverhaal van een schrijver en beeldend kunstenaar die zich na zijn zestigste terugtrekt in de bergen. Zijn leven is getekend door fysieke en geestelijke ontberingen. Hij en zijn twee broertjes worden als kind in de steek gelaten door hun moeder. De drie jongens groeien op bij hun arme en zwijgzame grootouders, krijgen slaag van hun vader en moeten elke dag werken in de marmergroeves; hun jonge leven is gespeend van welke vorm van plezier en liefde dan ook. Het maakt van de oudste zoon een bittere, harde volwassene die geen liefdevolle relaties kan aangaan omdat hij vanuit de pijn die in hem huist, anderen pijn doet met zijn gedrag.
Over de diepe, allesbepalende wonden van zo’n beschadigende jeugd gaat dit boek. En over de noodzaak van herinneren, praten en schrijven om die last van het verleden kwijt te raken. Maar ook gaat het over kracht van de liefde, van een écht luisterend oor. Want een vrouw die de hoofdpersoon op latere leeftijd liefheeft, geeft hem door haar begripvolle aandacht de kans te verzachten.
Corona, net terug van een tocht door de wonderschone Dolomieten, strijkt neer op het terras van zijn geliefde Albergo al Lago, een wonderschoon hotel aan het meer van Misurina. Hij steekt een sigaartje op en bestelt een glas bier, en meteen nog een. En als de eerste half op is, nog maar eentje. Met olijke ogen kijkt hij het Nederlandse bezoek aan.
Last van het verleden
Op de eerste pagina’s van de roman staat dat het verhaal aan de fantasie is ontsproten. Maar zo doorvoeld schrijven over de gevolgen van jeugdtrauma’s kán haast niet zonder daar iets van te hebben meegemaakt.
‘Als je diep graaft in delicate materie, is het soms beangstigend wat er naar boven komt. Dus dan zeg je maar dat het verzonnen is, vooral om familie en andere betrokkenen te beschermen. Maar het gaat absoluut over mijn eigen leven. Ik schreef dit boek om mezelf te bevrijden van een geheim, van de last van mijn verleden. Want ik wil niet onbegrepen sterven. De ruim dertig boeken die ik heb geschreven zijn alle in meer of mindere mate een zelfportret. Maar het simpele beeld dat mensen van me hebben – een moedige, extraverte en opschepperige man, of een alcoholist – doet geen recht aan de waarheid. In eerdere romans heb ik geprobeerd de tragedie van mijn leven in kleine brokjes te vertellen, met lichtheid en een lach. Maar dit is het boek waarin ik mijn ziel het meest blootgeef. Als maar één van mijn boeken zou worden vertaald, dan zou het deze moeten zijn.’
Het boek verscheen elf jaar geleden al in uw eigen land. Hoe waren de reacties?
‘Veel lezers vonden dat ik de vuile was van mijn achtergrond niet buiten had moeten hangen. Vooral in mijn eigen woonplaats Erto e Casso, waar ik ben geboren en nog altijd woon, kreeg ik veel kritiek. Maar vuile was moet worden gewassen en buiten aan de waslijn worden opgehangen, vind ik. Alleen zo kunnen we van elkaar leren, door te zien dat iedereen zo zijn problemen heeft en hoe je daarmee omgaat. Dit boek is haast een testament van de persoon die ik werkelijk ben. Ook ik heb een hart en een ziel.’
Hoe zag uw jeugd eruit?
‘Mijn vader was gewelddadig. Soms bond hij mijn en mijn broertjes vast aan een paal om vervolgens onze moeder tot bloedens toe in elkaar te slaan. Afschuwelijke taferelen. Mijn moeder ging ervandoor; ik was 6, mijn broer 5 – hij overleed voor zijn 18de – en mijn jongste broertje was nog maar 4 maanden. We werden als het ware weeskinderen terwijl onze ouders nog leefden, en groeiden op bij de grootouders van mijn vaderskant, zwijgzame mensen. Mijn eerste eigen paar schoenen kreeg ik pas op mijn dertiende, maar over de armoede of het gebrek aan spullen klaag ik niet; dat was gewoon een dagelijkse realiteit. Wat wel erg was, was het totale gebrek aan liefde: dát heeft ons van onze kindertijd beroofd. De verdoving van alcohol was een van de manieren om dit alles het hoofd te bieden. Het haalt de scherpe randen van de pijn die ik vanbinnen voel.’
Ook schrijven was voor u een manier om te overleven.
‘Voordat ik schrijver werd heb ik veel zwaar werk gedaan; ik heb in de mijnen gewerkt, als houthakker, afwasser, bouwvakker. Mijn eerste boek schreef ik in 1997, voor mijn kinderen. Ik ontdekte dat schrijven eigenlijk het enige is wat mij bevrijdt van kwellende gedachten. Zelfs tijdens klimmen in de bergen of beeldhouwen denk ik aan de narigheid in mijn leven, alleen schrijven verjaagt alle gedachten en verdooft mijn melancholie. Het heeft me geld en roem gebracht, maar als dat niet zo was geweest, had ik het ook gedaan. Want het helpt het me om te leven. Het is moeilijk om gelukkig te zijn, maar kalmte en tevredenheid zijn een vorm van bescheidener geluk.’
Hoe heeft het verleden u getekend?
‘Ik heb als kind niet geleerd wat liefde is. Sterker nog, mijn vader leerde ons niet het principe van “oog om oog, tand om tand”, maar van “oog om twéé ogen”. Vergelding, wraak. Zo was mijn grootvader, en mijn vader heeft dat vervolgens aan mij doorgegeven. Toen ik op mijn achttiende er doodziek van was om door mijn vader in elkaar geslagen te worden, heb ik teruggevochten en hem in elkaar geslagen. “Oké, en als ik mijn geweer tevoorschijn haal, wat doe je dan?” zei hij tegen me. “Laten we kijken wie ‘m het snelste te pakken heeft,” antwoordde ik. Toen liet hij me met rust.
Ik had een moordenaar kunnen worden
Met de opvoeding zoals ik die heb gehad, had ik een moordenaar kunnen worden. Maar daarvan heb ik mezelf weten te redden. De bekendheid die ik heb gezocht door op televisie te verschijnen, kwam in eerste instantie voort uit ijdelheid. Het heeft me haters opgeleverd, maar ook veel goeds gebracht. Zo heb ik de sluiting kunnen tegenhouden van het sanatorium voor astmatische kinderen, dat gele gebouw daar aan de overkant van het meer.
Bekend worden, omhoogklimmen op de maatschappelijke ladder, is een vorm van wraak geweest, alleen dan in een positievere vorm.
Mijn geboortedorp is klein en afgesloten, alsof dikke muren van lucht het afscheiden van de rest van de wereld. Dus het voelde als een prestatie om daarvan los te komen.’
De nadelen van roem
Corona wenkt de ober nog een biertje te brengen en lurkt aan zijn sigarenstompje. Als hij merkt dat voorbijgangers heimelijk een foto van hem proberen te maken, slaat hij zijn handen voor zijn gezicht. ‘In het begin was het nog leuk om bekend te zijn, ik stond graag in de schijnwerpers en voelde me trots. Maar het valt me steeds zwaarder. Ik kan geen bar meer binnengaan zonder dat ik word aangesproken en me van alles wordt gevraagd. Als ik met een vrouw op stap ga, staat het de volgende dag op de voorpagina van de krant. Boeken signeren vind ik leuk om te doen, maar sommige mensen of fotografen gedragen zich als paparazzi’s. Ik probeer aardig te blijven – wat meestal lukt, behalve als ik te veel heb gedronken –, maar ik word echt razend als mensen tegen me zeggen dat ze niet geloven dat ik mijn boeken zelf heb geschreven.’
U woont nog steeds in het dorp waar u geboren en opgegroeid bent. Heeft u nooit de behoefte gevoeld dat letterlijk achter u te laten?
‘Erto is prachtig. Ik hou immens van dit landschap, en hoe meer jaren er voorbijgaan, hoe mooier het wordt. Hier in Misurina kom ik al van jongs af aan om de bergen in te gaan. De bomen, bergen en velden bevatten mijn herinneringen.
Je wortels zijn als touwen van rubber; je kunt nog zo ver weg gaan, maar zodra je je pantser laat zakken, word je teruggetrokken. Dat wilde ik vermijden, dus daarom ben ik nooit weggegaan.’
Hebben de bergen geholpen te helen?
‘Absoluut. Als kind had ik op zeker moment geen vertrouwen meer in volwassenen, ik voelde me tussen hen in gevaar. In de bergen voelde ik me veilig en gekoesterd. Omringd te zijn door de natuur, met tjirpende vogels en bomen die allemaal hun eigen geluid hebben, gaf me een beschermd gevoel. En zo voelt dat nog, alsof ik word omhelsd door de bergen. Natuurlijk zijn bergen gevaarlijk en kunnen ze me doden. Maar dan is er geen opzet in het spel. De mensheid heeft me al gedood, en daarbij was er wél sprake van slechte intenties.’
Uw boek verraadt een tamelijk zwarte visie op de mensheid.
Corona grijnst. ‘Alleen een idioot glimlacht bij het ontbijt. Wie zei dat ook alweer? Sommige auteurs schrijven boeken over gelukkige huwelijken, maar ik vind dat literatuur is bedoeld om wonden bloot te leggen en nieuwe wonden te maken. Het moet pijn doen, schuren, wringen, moeilijk te verteren zijn. Het moet een schijnwerper richten op pijn, ellende, honger, alles wat moeilijk is, niet oké is. Zodat lezers er iets van leren of er troost in vinden. Pijn, liefde en ontberingen zijn universele onderwerpen, of je nou in Erto woont, of in China.’
Tegelijk heeft het verhaal ook iets teders en sprookjesachtigs, door de liefde van de oude man en vrouw voor elkaar en de manier waarop ze op afstand van elkaar, zij met een egel, hij met een hertje, hun laatste dagen slijten. Er gloort iets van zachtheid en hoop in door.
‘Op een dag kwam ik tot het besef dat ik zelf nogal de hand had in de negatieve relaties met mensen en situaties in mijn leven. Sindsdien probeer ik de zachtheid die ook ergens vanbinnen verstopt zit, meer naar buiten te laten komen. Nu, op mijn 72e, ben ik liever dan vroeger. Ik ben als een steen in een bergbeek. De stenen erin worden steeds ronder; het water slijt er de scherpe punten vanaf. Dat is wat er ook met mensen gebeurt, het leven leert je ronder te worden, zachter, minder stekelig. Zodat je anderen minder bezeert. Ik heb met veel mensen ruziegemaakt. Ook met mijn ouders heb ik nooit meer een goede verstandhouding gekregen. Ik zou willen dat ik op jongere leeftijd de intelligentie en gevoeligheid had gehad om ze niet terug te betalen met dezelfde munt waarmee ze mij betaalden. Dat spijt me tot op de dag van vandaag.’
Deze reportage kwam mede tot stand dankzij het Matchingsfonds.
Mauro Corona, Als een steen in de stroom, vertaald door Marieke van Laake, Wereldbibliotheek, € 22,99