‘Broos’ opent als een soort wrede spelshow, met in het midden van het podium hoofdrolspeelster Lottie Hellingman, zittend op een stoel waarboven een groot, grijs rotsblok hangt. “Ik vond geluk iets vanzelfsprekends”, begint ze gelaten.
Hellingmans woorden zijn van regisseur Madeleine Matzer. Zij schreef ze op voor ‘Broos’ nadat ze een moeder van een zeventienjarige dochter met Downsyndroom hoorde zeggen dat er in al die tijd maar één keer aan haar was gevraagd “hoe het met háár ging”. In één uur en twintig minuten onthult Matzer in rake zinnen het leven van een ouder met een kind dat als een onbeweegbare steen nooit van haar loskomt:
“Levend leed wordt nooit gelenigd: het is als een steen die in de rivier is geworpen. Het water moet zich verdelen en aanpassen, want het kan de steen niet van zijn plaats krijgen.”
Spoken word
Het is één van de langere zinnen uit het stuk. De tekst bestaat verder bijna helemaal uit korte, begrijpelijke regels die Hellingman, in de rol van moeder Kyra, gepassioneerd voordraagt, de ene keer zacht en rustig, de volgende keer weer woedend en met wijd open ogen, maar altijd op het ritme. Ze komt erdoor over als een spoken word artist. Niet per se rijmend, wel vaak assonerend met strofes als:
“zo mooi
zo broos
zo hartstochtelijk krachtig
liefde verpakt in een lichaam”
of
“Mijn dochters
gedrag is
hard
dwars
vierkant
en dus mijn grote schuld”
De korte uitspraken maken ‘Broos’ goed te verteren en geven het stuk vaart. De luisterboog kan ook gespannen blijven dankzij goed getimede muzikale onderbrekingen. Hellingman voert ze uit met zang en ukelele, samen met gitarist Helge Slikker, die ook de rol van Menno, de vader, vervult. Dat doet hij door af en toe “ja?” te antwoorden als Hellingman zijn naam roept of een beetje met haar mee te bewegen tijdens een dansscène. Menno steunt zijn vrouw Kyra, al blijft hij wel echt op de achtergrond. Kyra en hij hebben een sterke band, maken toch een keer ruzie, maar blijven bij elkaar. ‘Broos’ draait echt om Kyra’s verhaal.
Door de minimale inzet van muziek en decor moet ‘Broos’ het hebben van Hellingmans monoloog – en dat lukt met vlag en wimpel. Hellingmans sterke emoties maken een met intensieve zorg worstelende moeder, aanhikkend tegen een burn-out, helder voorstelbaar. Haar verdriet en frustratie knallen de zaal in.
Maakbaarheid
Wat ‘Broos’ ook pijnlijk blootlegt, is de verlammende, beperkende maakbaarheidsgedachte. Moeder Kyra vraagt zich af of ze de handicap van haar dochter Romy niet had kunnen voorkomen als ze dat beetje blauwe kaas niet gegeten had, of dat ene sigaretje niet had opgestoken. Zou Romy het wel redden “in deze vacuumverpakte perfecte parfumwereld”, waarin “maakbaarheid het credo is/alles te koop is”?
Als toeschouwer kom je er niet echt achter, maar het is ook niet echt nodig om te weten. ‘Broos’ is Kyra’s verhaal en dat is al indrukwekkend genoeg. Absoluut realistisch ook, volgens ouders van een kind met Down, die hun verhaal doen tijdens de “nazit”: een onderdeel na de voorstelling waarin toeschouwers met elkaar in gesprek gaan onder Matzers leiding. Daarom is ‘Broos’ zeker de moeite waard, maar vooral ook omdat het gewoon een aangrijpend stuk is.