Een stuk of dertig mannen in Amerikaans politie-uniform op het toneel, van het soort dat we kennen van tv. Maar in de voorstelling Bros van Romeo Castellucci, in juni te zien op het Holland Festival, krijg je geen achtervolgingen en verhoren te zien, maar bruut geweld. De voorstelling gaat over de anonimiteit die een uniform biedt, in dit geval vooral aan mannen. En hoe dat een legitimatie kan zijn van onderdrukking.
De Amerikaanse politie als een duistere broederschap van het kwaad. We hoeven alleen maar de naam ‘George Floyd’ te noemen, om te weten waar dat toe leidt. Voor de Italiaanse festivallieveling (hij is al sinds zijn debuut in 2000 een vaste waarde op Europese festivals) en maker van vaak sterk op religieuze beelden en thema’s leunende spektakels, was de moord op de Zwarte Amerikaan George Floyd in 2020 echter bijna juist een reden om deze voorstelling af te blazen.
Ingehaald door de werkelijkheid
Tijdens een gesprek na de première in Hamburg, waar ik de voorstelling eerder dit jaar kon zien, vertelde hij dat die moord, door een aantal agenten op een zwarte man die weerloos op de grond lag, de realiteit te dichtbij bracht. Hij wilde niet dat zijn voorstelling alleen over die moord zou gaan, maar over veel meer.
Het is tekenend voor de regisseur die voor het laatst in Nederland te zien was met een stuk dat ‘Democratie in Amerika’ heette, en dat in 2017 over weinig anders kon gaan dan de politieke realiteit in de Verenigde Staten. Die was door de verkiezing van Trump, een half jaar daarvoor, zojuist in een diepe crisis geraakt. Trump probeerde de democratie juist op te blazen, en de checks&balances, die het breekbare Amerikaanse systeem moeten bewaken tegen een dictator, kraken nog steeds in hun voegen. Ook toen voelde Castellucci zich eerder dwarsgezeten door de realiteit, dan dat hij hem omarmde: zijn voorstelling moest metafysisch gezien worden, als een ritueel over hoe mensen vorm geven aan de wereld waarin zij leven.
Gele hesjes
Inspiratie voor de voorstelling Bros haalde Castellucci overigens toch wel uit de realiteit. Hij was in Parijs toen daar in 2019 de opstand van de gele hesjes een hoogtepunt bereikte. Plotseling bevond hij zich midden in het oproer en werd hij zelf aangehouden door de Franse politie. Dat heeft veel invloed gehad op zijn levenshouding. “Tegenover een uniform, merkte ik, speelt de schuldvraag geen rol meer. Je voelt je hoe dan ook verdacht, ook al heb je niets gedaan. Dat is de kracht van het uniform.”
Dat gaat diep, volgens hem: “Het uniform is een primitief antropologisch element. Het heeft een totemfunctie, het bevestigt de clan, de broederschap. Het is ook een diep liggende structuur, een nachtelijke structuur. Ik geef niet alleen kritiek op de politie, het gaat me om meer. Ik wil dus niet alleen een sociale of politieke kritiek geven.”
Roepende in de woestijn
De beelden die Castellucci in Bros oproept zijn indrukwekkend en refereren evengoed aan dystopische sciencefiction als aan de rituelen van de Rooms Katholieke kerk. Daarmee is dit ook een van Castellucci’s meest religieuze voorstellingen, in een oeuvre dat toch al niet wars is van verwijzingen naar heiligen, Mariabeelden en lijdende apostels. Het stuk opent zelfs met de profeet Jeremia, al wordt hij niet bij naam genoemd. Wat we zien is een oude man in toga die onverstaanbaar predikt.
Dat we de profeet niet kunnen verstaan, is ook typisch Castellucci, zo vertelt hij: “Het is heel belangrijk dat je in de zaal die stress voelt, van het niet kunnen begrijpen van de profeet. Daarom wordt hij ook niet ondertiteld. Door het onverstaanbaar maken van de profeet, geef ik hem zijn stem terug. De profeet is een roepende in de woestijn. Hij uit een lange jammerklacht over het volk van Israël, en waarschuwt voor de slavernij in Babylon: ‘Pas op, Israël, word geen slaaf!’, maar niemand hoort hem.”
Men in Black
In de voorstelling zien we een stuk of dertig mannen in zwarte uniformen. Zes van hen zijn vast acteur in het ensemble van Castellucci, de overigen zijn lokale mannen, die pas een dag voor de voorstelling zijn binnengehaald. De Italiaanse regisseur heeft hier heel bewust voor gekozen: “De mannen worden niet gecast via audities: wie zich aanmeldt, doet mee. De figuranten die meedoen roepen we twee dagen voor de voorstelling bij elkaar. Ze krijgen verder geen voorbereiding, maar moeten op het toneel precies doen wat ze in hun oortelefoontjes te horen krijgen. Daar zitten collectieve opdrachten bij, maar ook individuele. Ze moeten die bevelen gedachteloos uitvoeren. Dat is voor mij niet alleen een weergave van wat de politie doet, het is ook een beeld van hoe de samenleving werkt.”
Cirkel
Tussen alle theatrale beelden, waarvoor Castellucci uit de rijke westerse geschiedenis heeft geput, tot en met Rembrandts De Anatomische Les van Professor Tulp, komt het vrij plotseling tot een uitbarsting van geweld. De groep keert zich tegen één van hen, die naakt aan gort wordt geslagen en getrapt, niet uit woede, maar eerder haast mechanisch. “Dat is het geweld dat de kern vormt van de groep. De voorstelling toont de cirkel van geweld in zijn nauwste vorm. Het is ritueel geweld, het is primitief, een oerkracht. Het is een kracht die is opgenomen in de wet, en het is een vuur dat verzengt, maar dat ook nodig is voor het licht.”
Agenten die en groupe een naakte man in elkaar trappen. Ik moest direct denken aan Bowie’s Life On Mars, waarin de passage voorkomt: ‘Take a look at the Lawman, Beating up the wrong guy. Oh man! Wonder if he’ll ever know, He’s in the best selling show…’, maar voor Bowie’s muziek is geen plaats in deze voorstelling. Die is er wel voor een hels orgel dat met stoom, rook en samples de finale van de voorstelling inluidt, in de beste steampunk-traditie. Misdaad is in deze voorstelling niet voorbehouden aan misdadigers, maar aan misdienaars in uniform.
“Ik gebruik ook het beeld van de anatomische les van Dr Tulp, het schilderij van Rembrandt. Het onderwerp van die les is een overleden dief, dat is dan ook de enige crimineel in de voorstelling. De rest is het geweld dat organisch is voor de machtige groep.”
De kloppartij duurt lang. Te lang, volgens sommigen. Maar ook dat is de bedoeling van Castellucci: “Voor mij is dat de kern. Het moment waarop het geweld voorbij de fictie komt, en dus zijn gemakkelijke kader verliest. Het is een realistische scène, die ook te lang moet duren, zodat het vervelend wordt. Door die te lange scène voel je als toeschouwer afstand tot het gebeuren, en dat is nodig voor de esthetiek.”
Homeopathisch geweld
Die legt hij graag uit: “Geweld is ook een element dat al sinds de Griekse tragedies wordt ingezet als een helend medicijn. Ik zie het als een homeopathisch middel, waarbij je een klein deel van het gif inbrengt, om het lichaam te zuiveren. Het theater is de enige plek waar je dat kunt toepassen.”
Of hij daarmee niet het geweld verheerlijkt, wilde een toeschouwer in Hamburg weten: “In zekere zin wel, maar het is een complex filosofisch en antropologisch gegeven. Het is een liturgie, maar dan een theatrale. Het westerse theater bestaat dankzij de dood van de goden. De lege hemel, de blauwe lucht zonder goden, bood ruimte aan de geboorte van het theater. De liturgie in deze voorstelling is de liturgie van wat verloren ging. Het is een herinnering, en. meer dan een echte liturgie, is het een ruïne van de liturgie.”