Schrijfster en theatermaker Nhung Dam (38) probeerde zo Nederlands mogelijk te zijn, maar omarmt steeds meer haar Vietnamese roots. Want die maken haar juist uniek, beseft ze nu, en bieden een schat aan verhalen. Onder meer voor haar tweede roman, Definitie van liefde.
Twee werelden
Nhung Dam (38) groeide min of meer op in twee werelden. Haar wieg stond in Groningen, waar haar Vietnamese ouders terechtkwamen nadat ze hun door de oorlog verwoeste land waren ontvlucht en op zee werden gered door een Nederlands vrachtschip. Thuis spraken ze Vietnamees en kreeg Nhung een Vietnamese opvoeding; buitenhuis sprak ze Nederlands met een Gronings accent en leefde ze in een veel vrijgevochtener samenleving.
Haar Vietnamese roots laat Dam terugkomen in haar nieuwe roman Definitie van liefde, die volgende week dinsdag verschijnt. Hoofdpersoon Rose is een succesvolle Amerikaans-Vietnamese actrice in New Orleans, die vlak voordat ze naar Europa gaat voor een theatertournee ontdekt dat ze in verwachting is. Wanneer haar verloofde haar in de steek laat, wordt Rose voor de keuze gesteld of ze het kind wil houden. Ze brengt een bezoek aan haar Vietnamese ouders, die aan de andere kant van de rivier een frituurzaak runnen en in een wereld leven die volkomen verschilt van de hare.
Definitie van liefde is een roman over migratie en identiteit, liefde en rouw, verlangens en ambities, en bovenal over moederschap. Een thema waar de 38-jarige schrijfster en actrice zelf ook mee bezig is, vertelt ze. “Ik heb altijd best makkelijk gedacht over het moederschap, als iets vanzelfsprekends. Toen ik een lange relatie had, dacht ik dat het moederschap een volgende stap zou zijn. Tot we uit elkaar gingen. Daar zat ik, midden dertig, met mijn gekneusde dromen. Ik had er veel moeite mee die te moeten bijstellen. In een maatschappij waar alles zo maakbaar is, zijn er bepaalde dingen waar we als mens toch nederig in moeten zijn.”
Moederschap
Wanneer wist u dat dit het onderwerp was voor een nieuwe roman?
“Toen dit gebeurde, ben ik veel gaan praten over dit onderwerp met vrouwen in mijn omgeving. Nog niet met het doel er een boek over te schrijven, maar om mijn relatie tot het moederschap te onderzoeken. Er is geen vrouw die zich níét tot het moederschap moet verhouden. Alleen al vanwege de vraag of je wel of geen kinderen wil. Soms wil iemand het wel maar lukt het niet, of het is juist wel gelukt maar naderhand heeft de vrouw er spijt van.
Later sprak ik ook met vrouwen in New Orleans, waar ik met een beurs van het Nederlands Letterenfonds mijn onderzoek verder kon uitdiepen. Eén vrouw vertelde dat ze zeven miskramen had moeten doorstaan. Een ander was al heel lang bezig met een traject om zwanger te kunnen worden en vroeg zich af: hoelang ga je door, hoe ver rek je de maakbaarheid op? Al die verhalen maakten ráákten me; ik voelde zoveel pijn en eenzaamheid. Moederschap is zo veelomvattend. Toen wist ik: daar wil ik over schrijven.”
U geeft niet alleen Rose het perspectief, maar ook het ongeboren kind. Hoe ontstond dat idee?
“De stem van het ongeboren kind drong zich steeds nadrukkelijker aan me op. ‘Waarom mag ik niet ook mijn verhaal doen?’, hoorde ik in mijn hoofd, ‘doe ik er niet toe?’ Nog voor de geboorte kan het ongeboren kind al duidelijk aanwezig zijn in het leven van een vrouw. Daarom wilde ik het ongeboren kind een krachtige stem en een plek in deze wereld geven, al is daar in onze westerse samenleving weinig ruimte voor. Ik ben opgevoed met het boeddhisme, en boeddhisten zien het leven als circulair in plaats van lineair: zonder begin of einde. Een kind dat niet wordt geboren heeft niet stoffelijk bestaan, maar tegelijk zal het er altijd zijn. Dat vind ik een mooie gedachte.”
Migratie
Naast het ouderschap gaat het boek ook over de invloed van migratie op de tweede generatie, dus op kinderen van ouders met een migratieachtergrond. Hoe groot is die invloed?
“Al van jongs af aan speelt het een rol bij alles wat ik doe en elke keuze die ik in mijn volwassen leven maak. Het heeft zó’n impact, het voelt bijna als een ballast; alsof je al vanaf kind af aan 10-0 achterloopt. Alleen al vanwege mijn uiterlijk krijg ik met afwijzing, stereotypering of racisme te maken.
Toen ik twaalf jaar geleden afstudeerde aan de Toneelschool droomde ik ervan om in het toneelstuk Drie Zusters van Anton Tsjechov te spelen. De regisseur zei tegen me: ‘Die droom gaat nooit in vervulling, want met jouw uiterlijk, wat moet het publiek dan wel niet denken? Dat een van de drie zusters geadopteerd is?’ Bij een auditie kreeg ik te horen: ‘Het ziet er gewoon heel raar uit als een Chineesje een Shakespeare-monoloog doet.’
Dat was héél pijnlijk om te horen. Ik dacht me ontworsteld te hebben aan mijn achtergrond; ik heb mijn Groningse en Vietnamese accent weten weg te werken, heb zó mijn best gedaan om mee te draaien in deze maatschappij. Hoe hard moet je werken zodat je achtergrond er niet meer toe doet? Wanneer word je gezien en erkend als mens, als iemand die hier net zo goed thuis hoort? Maak ik dat nog mee tijdens mijn leven, of gebeurt dat pas bij een volgende generatie?”
Zo wit mogelijk
Wat deed dat met uw zelfbeeld?
“Het voornaamste is dat je je heel klein voelt. Welke stappen ik ook heb zet en heb gezet, het doet er niet toe als je uiteindelijk toch weer teruggeworpen wordt op waar je vandaag komt. Dus je bent afhankelijk van hoe de ander jou ziet en de kaarten die hij je toebedeelt. In plaats van zélf te kunnen bepalen hoe je gezien wilt worden. Dat is lastig voor je identiteitsbepaling.
Als eerste generatie Vietnamese migranten voelden mijn ouders zich – en nog steeds – te gast in dit land. Als kind zag ik hoe mensen grappen maakten over mijn vader in zijn loempiakraam. Dan noemden ze hem ‘meneer Ching Chang Chong’ en spraken hem aan op een manier alsof hij heel dom was, omdat hij de taal niet goed beheerste. Maar mijn vader is een knetter slimme man. Hij verdroeg de beledigingen, zei niets terug. Als jonge dochter vond ik dat pijnlijk om te zien.
Ik probeerde zo wit mogelijk te zijn, noemde witlof met ham en kaas mijn lievelingseten. Het meest tekenend is wel hoe hard ik heb gewerkt om mijn accent weg te krijgen: nieuwslezeressen napraten, eindeloos oefenen op de fiets en onder de douche. Maar in feite heb ik, net als Rose, een deel van mijn identiteit weggepoetst.”
Rolmodel
Door uw werk kunt u nu een rolmodel voor andere Aziatische Nederlanders zijn.
“Ja, dat hoop ik. Toen ik klein was, waren er op televisie of in boeken heel weinig gezichten of stemmen waarin ik mezelf kon herkennen. Dat heb je als kind wel nodig, om ergens naar te kunnen reiken. Ik wist dat ik wilde schrijven en acteren, maar een voorbeeld zoals Beyoncé had ik niet. Juist daarom voel ik een grote noodzaak over deze thema’s te schrijven. Als je in een ander land opnieuw moet beginnen, met alle achterstand en ongelijkheid, sijpelt dat door in je gezinsdynamiek en in wie jij bent in dat land als burger. Dat is zo ingewikkeld en verstrekkend. Het zou mooi zijn als lezers zich erin kunnen herkennen of zich misschien juist afvragen of ze hun vooroordelen moeten herzien.”
Wat heeft het schrijven van deze roman u opgeleverd?
“Ik heb lang het gevoel gehad dat er gaten waren in mijn identiteit. Die wáren er ook, omdat ik een deel van mezelf wegstopte. Maar nu, op mijn achtendertigste, voel ik: misschien zijn het geen gaten meer als ik daar een stem aan geef. Mijn achtergrond is óók een geschenk, besef ik nu. Ik heb een koffer vol verhalen! Voor mij als schrijver en theatermaker is dat juist een enorme rijkdom. Mijn boek gaat erover dat je, voordat je zelf ouder wordt, eerst moet leren moeder te zijn van jezelf. Daar horen die leegtes en gaten ook bij. Door ze niet meer te negeren of af te straffen, maar ze te omarmen, heb ik verzoening gevonden met het verleden.”