De creatieve sector zet in op een ingrijpende wijziging van het systeem van kunstsubsidies. Dat blijkt uit de lobbystukken (position papers en suggesties) die naar de verkiezingsprogrammaschrijvers van de politieke partijen zijn gestuurd. De grootste en belangrijkste daarvan, de schouwburgdirecties (VSCD) en Kunsten 92, willen dat het Rijk voortaan aan gemeenten een duidelijk en specifiek cultuurbudget (‘geoormerkt’) geeft. Daarmee wil men voorkomen dat lokale overheden uit politieke willekeur hun rijksbijdrage uit het gemeentefonds niet voor kunst, maar bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen inzetten.
Het lijkt een detail, maar dat is slechts voor de oppervlakkige lezer. Het niet-oormerken van geld voor kunst en cultuur is er namelijk de oorzaak van dat het cultuurbeleid in Nederland sinds 1986 niet noemenswaardig is veranderd, alle revoluties van opeenvolgende plannen ten spijt.
Tandeloze revolutie
Het laatste voorbeeld van zo’n tandeloze revolutie was de invoering van de Culturele Basisinfrastructuur in 2009. In dat systeem verdeelt het Rijk geld aan regio’s over ‘functies’ als ‘presentatie-instelling’, ‘middelgroot stadsgezelschap’ en ‘regionaal orkest’. Het werd niet alleen om zeep geholpen door de legendarische Poetinsdatsjadweller Halbe Zijlstra, die 200 miljoen uit het budget haalde, maar door opeenvolgende Tweede Kamers en ministers, die Zijlstra’s kaalslag wilden repareren door steeds meer instellingen te ‘belonen’ met een plek in de BIS. Die werd dus weer tot een eredivisie van de kunsten, en dat was nou net precies niet de bedoeling van die BIS.
Mensen die Cultuurpers een beetje gevolgd hebben, de afgelopen jaren, weten dat hier altijd hartstochtelijk is gepleit voor een kunstsubsidiesysteem waarbij niet in Den Haag wordt bepaald welke (in Amsterdam gemaakte) kunst waar te zien is. Dat streven werd door diverse betrokkenen altijd wel interessant gevonden, maar gesprekken erover strandden in wolligheid over bestaande structuren en – vooral – een gebrek aan vertrouwen.
Tenenkrommende verlanglijstjes
Niemand in de cultuursector durft er immers op te vertrouwen dat een stad als Cuyck of Zwolle wel goed zou omgaan met een culturele taak die zwaarder is dan het openhouden van een schouwburg of museum. De praktijk wijst ook uit dat dat best vaak is misgegaan. Immers: een gemeentebestuur is alleen gewend iets te zeggen over het vastgoed voor cultuur, en praat nooit over wat daarin moet gebeuren. Doen ze dat wel, leidt het meestal tot tenenkrommende verlanglijstjes van mensen die van kunst geen kaas gegeten hebben, omdat dat nooit hoefde.
Door dat wantrouwen jegens de gemeentes in te dammen door cultuurgeld te oormerken, zou het wel mogelijk worden om ook inhoudelijk lokaal cultuurbeleid van de grond te krijgen. Dan zou het dus zomaar kunnen dat lokale Kunstraden hun eigen, in de eigen gemeenschap gewortelde, hoge en lage kunstbestel kunnen opzetten.
BBB en de kunsten
De vraag is nu welke partijen daar oren naar zouden kunnen hebben. het meest kansrijk lijkt deze lobby bij nieuwkomer BBB, die zich tot nu toe niet heel vijandig tegen de kunsten heeft getoond. Een partij als de VVD zou er mogelijk ook oren naar hebben, maar daar zit het wantrouwen diep, en die wil nog steeds het liefste van elke vorm van subsidie af. Van geoormerkt geld houden ze daar ook niet, want dat geeft te veel verantwoordelijkheid, en daar houden de liberalen niet van.
Of het nieuwe centrumlinkse blok onder Frans Timmermans er oren naar heeft? Het zou zomaar kunnen, net als de kans dat die na november het meeste kans maken om in een formatiebespreking terecht te komen met BBB. De keuze van de belangenorganisaties lijkt mede door die kans ingegeven. Of dat een slimme zet is? Kunsten92 vraagt in de suggesties ook om ‘vertrouwen’.