“Wanneer je in Amerika twee kerels op het toneel zet, verwacht het publiek dat ze elkaar overhoop slaan, of neuken. In dit stuk gebeurt geen van beide, maar in het theater gaat het bijna altijd over twee mannen die aan het vechten of neuken zijn.” Legendarische woorden van Samuel D. Hunter. Hij schreef het stuk ‘A Case for the Existence of God’ dat op vrijdag 5 januari in Rotterdam zijn première beleeft in regie van Eik Whien. Na afloop van de laatste inspeelvoorstelling op donderdag 4 januari was hij in de foyer voor een korte Q&A.
De vraag-en-antwoord-sessie was best nuttig, omdat het iets toevoegde aan het vijf kwartier durende stuk kamertheater, waarin we twee mannen, één zwart, hoogopgeleid en homo, de ander wit, praktisch opgeleid en hetero, veel zien praten over buitengewoon aardse zaken als hypotheken, een echtscheiding en voogdijkwestie, een adoptieprocedure.
Optimistische toon
Omdat het een try-out was, zul je hier geen recensie vinden van de avond, die ik overigens wel als zeer onderhoudend, en bij tijd en wijle hartverwarmend ervoer. Geheel in lijn met het huidige januarigevoel, in een wereld die volledig losgeslagen lijkt, was er veel duisternis, maar voel je een optimistische toon doorklinken. Een toon die sommigen als godsbewijs kunnen ervaren.
Erik Whien heeft er als specialist in dit soort kamermuziek voldoende theatraliteit aan toegevoegd om het niet in oeverloos gekabbel te laten ontsporen. Ook hij worstelde, samen met zijn acteurs Bram Suiker en Emmanuel Ohene Boafo, in eerste instantie met het ontbreken van neuken en vechten in dit stuk, vertelde hij in het nagesprek. “Maar gaandeweg ontdekten we de hele bijzondere flow die je gewoon over je heen kunt laten komen.”
Onvertaalde titel
Vandaar die titel: A Case for the Existence of God. Theater Rotterdam liet deze onvertaald, wat misschien wel jammer is. In het Nederlands zou je kunnen kiezen voor: ‘een argument voor het bestaan van God’, of het kortere ‘Godsbewijs’. Dat zou minder afstand scheppen, en hier misschien ook voor wat meer debat zorgen. Want ook hier sluimert een strijd rond religie, ook al identificeert zich in Nederland een krimpende minderheid nog als gelovig. Die overblijven, zijn vaak extra fanatiek.
Bij hem thuis is dat allemaal veel meer op de spits gedreven, vertelde Samuel Hunter: “In de VS is religie volledig gepolitiseerd. De titel van het stuk was daarom al vanaf het begin controversieel. Dat je al een argument zou moeten hebben voor het bestaan van God is ondenkbaar.”
Van hypotheek naar mysterie
Terwijl het stuk geen theologische discussie bevat. “Je ziet twee kerels op het toneel die het de eerste 20 minuten over hypotheken hebben. Dan ga je denken: waar is dit stuk op uit? Hopelijk ervaar je tegen het eind de grandiositeit van de titel. Op een spirituele manier, niet letterlijk. We vinden God in hoop, in tijd, geschiedenis. De gespeelde tijd van het stuk beslaat een paar maanden, maar de spirituele tijdlijn loopt van het jaar 900, met de eerste vroege religieuze muziek, tot het jaar 2100.”
Het is grappig om eens een gelovige toneelschrijver te zien in het verder zeer a-religieuze Nederlandse theater. Je zou het kunnen ervaren als een bijna antropologische ontmoeting met een cultuur die we in ons theater toch al een paar decennia achter ons hebben gelaten.
Hunter groeide op in Twin Falls, Idaho. Dat is ook waar het stuk zich afspeelt, al heeft Theater Rotterdam ervoor gekozen elke verwijzing naar een herkenbare plek te schrappen.
Biblebelt
Ook hier zou de vertaler ervoor hebben kunnen kiezen om een Nederlands equivalent als ‘Ermelo’ op te voeren. De overeenkomsten zijn ernaar, als we naar Hunter luisteren: “Als tiener zat ik op een zeer conservatieve christelijke school, maar ik wist ook dat ik homo was. Ik wist ook dat ik kunstenaar wilde worden, bij voorkeur schrijver. Tegelijk werkte ik in een Walmart als caissière. Dus terwijl ik me als schrijver ontwikkelde zat ik wel 20 uur per week achter de kassa in een Walmart. Het idee om God te zoeken in een fluorescerend uitgelichte doos was voor mij dus volkomen natuurlijk.”
Net als Tsjechov – om maar even een vergelijking te maken – kiest Hunter wel voor een realistische setting, maar vermijdt hij realisme. “Mensen vinden mijn stukken vaak naturalistisch, en ik gebruik ook wel realistische elementen, maar het is geen Kitchen Sink- realisme. Er is een diepe Amerikaanse traditie van hyperrealistisch toneel, met extreem echte karakters die intens werkelijke dingen doen. Ik voeg daar iets aan toe. Dus ook al gebruikt het deze realistische container van twee kerels in een klein stadje, Twin Falls in Idaho, wat een ongelooflijk geïsoleerd deel van het land is, zonder eigen cultuur, juist daar ga je op zoek naar god, naar betekenis. Je kunt dat dan laten spelen in een klooster, maar ik doe het liever in een supermarkt. Je hebt meer behoefte aan een god als je in een Walmart werkt, dan in een kerk.”
Vaderschap
De twee personages vinden elkaar in een gedeeld verdriet rond vaderschap, dat bij geen van beiden echt van een leien dakje gaat. De thematiek is voor Hunter niet autobiografisch, maar het vaderschapsthema an sich is dat wel: “Voordat ik vader werd, maakte het me niet zoveel uit of doodging of niet. Nu denk ik: er is een mens dat ik deze extreem ingewikkelde wereld in stuur. Nu is er dus een conflict tussen mijn vaderschap en mijn apocalyptische inborst. Sinds ik vader ben, moet ik hoopvol zijn, Ik kan niet meer cynisch zijn.”
“De meeste van mijn stukken eindigen met een moment van hoop. Het gaat vaak over mensen die lijden onder een extreem isolement, maar in de laatste momenten schijnt er een vaag licht in de duisternis. Ik sta mezelf niet toe om volledig op zwart te gaan. Met dit stuk wilde ik meer terug naar de essentie, minder cynisch en theatraal eenvoudiger. Ik wilde nu een stuk maken dat je volledig kunt uitvoeren in je eigen keuken. Dat kwam ook door de pandemie. Het zal hier wel hetzelfde geweest zijn, maar ik deelde met al mijn vrienden en collegaś het noodlot dat onze bedrijfstak voor onze ogen verdween.”
Sociaal contract
Tot slot gaf Hunter het verzamelde publiek nog wat van zijn optimisme mee: “Ik ben de laatste jaren vooral bezig met personages die aan het kortste eind trekken van het Amerikaanse bestaan. Zeker in het isolement van Twin Falls, idaho. De Amerikaanse samenleving is er zo verschrikkelijk aan toe, jullie mogen je in Nederland gelukkig prijzen dat het er niet zo erg is als daar. Jullie doen het zo goed! Er is hier een sociaal contract dat in de VS totaal afwezig is.”
“Tegelijk houd ik enorm van Amerika omdat ik daar zoveel mensen zie die verschrikkelijk hun best doen. Een voorbeeld: op dit moment stuurt de gouverneur van Texas elke immigrant direct door naar New York, om de stad te overbelasten. Er is in New York nu een vrouw die elke dag klaar staat om die mensen te begroeten, te drinken te geven, te troosten en hulp te bieden. Zulke mensen zorgen ervoor dat ik blijf geloven in het experiment dat Amerika is. We kunnen heel goed zien wat er mis gaat, maar laten we ook beseffen dat hoop en liefde bestaan.”