Het advies ‘Toegang tot Cultuur’ dat de Raad voor Cultuur vrijdag 25 januari 2024 presenteerde, doet nogal wat stof opwaaien. De nieuwsbrief die we erover schreven op Substack vond gretig aftrek, ook al werden daarin niet alle vragen gesteld, laat staan beantwoord, die het advies oproept. Omdat het met 230 pagina’s ook een nogal omvangrijk document is geworden, is het logisch dat iedereen de eerste dagen bezig is met doorspitten van de nogal uitvoerige tekst.
De eerste kritiek op het lijvige advies betrof overigens niet eens het rapport zelf, maar de timing. Het was oorspronkelijk de bedoeling om het advies in december 2023 uit te brengen, maar de Raad zag daarvan af omdat men vreesde dat het onvoldoende aandacht zou krijgen tussen alle verkiezingstoestanden.
Dat is een opmerkelijke redenering, want de belangrijkste aandacht voor het advies zou er toch wel zijn geweest: de sector en het ministerie. Ik neem aan dat de Raad niet verwachtte dat er eind januari al een nieuw kabinet zou zijn, dat direct slagvaardig met de tekst aan de slag zou gaan.
De eigen sector in de wielen gereden
Met het presentatiemoment op 25 januari rijdt de Raad in ieder geval de sector zelf flink in de wielen. Iedereen die subsidie wil in de komende jaren is immers bezig met de laatste loodjes aan de subsidieaanvragen voor de komende vier jaar? De deadline is 31 januari, 12 uur ’s nachts. Nu zullen er vast instellingen en makers zijn die die vijf dagen nog gebruiken om iets over de plannen na 2029 in de aanvraag te zetten, maar chic is anders. Het zal mogelijk hier en daar voor extra paniek hebben gezorgd.
Een heel belangrijke vraag is echter inhoudelijk: wat heeft de Raad eigenlijk met de input van de fondsen gedaan? Ik heb hier en daar al opgevangen – en ook in die nieuwsbrief gemeld – dat men weinig te spreken is over wat de Raad in zijn advies over de Fondsen zegt.
Sterker: de Raad gaat vrijwel helemaal voorbij aan de manier waarop de Fondsen nu al invulling geven aan dingen die de Raad zegt te willen ontwikkelen. Aandacht voor regionale input, nieuwe genres als Hiphop en Streetdance, zelfs regionaal erfgoed hebben al een plek in de praktijk van de fondsen, en het veld is daar ook best tevreden mee.
Raad maakt klassieke fout
Het lijkt erop dat de Raad een klassieke fout heeft gemaakt bij het invoeren van Design Thinking. Een deel van dat proces bestaat natuurlijk uit een gezellige brainstorm, maar belangrijker is dat je je afvraagt welk probleem je precies gaat oplossen. Ligt dat probleem bij Fonds Podiumkunsten, Filmfonds, Letterenfonds en Mondriaan Fonds, of ligt het bij de Raad zelf? En wat is dat dan?
De Raad lijkt bij het opzetten van het Design Thinking proces uitgegaan te zijn van de huidige stand van de Culturele Basisinfrastructuur. En die is natuurlijk rampzalig. Daar is iedereen het over eens. Alleen: nergens in het stuk vind ik echte reflectie op de oorzaak van die rampzalige toestand. Die oorzaken hebben we hier met Cultuurpers vaak genoeg genoemd, en we kunnen de Raad natuurlijk niet verwijten het onafhankelijkste medium over cultuurbeleid dagelijks te lezen, maar het had de Raad gesierd als ze op zijn minst een keer hadden gekeken naar de oorspronkelijke uitwerking van de BIS. Daar waren in 2007 best heel veel mensen heel blij mee. Iedereen eigenlijk, voor het eerst in zeker 50 jaar kunstbeleid.
De BIS was een geslaagd prototype
Het Kunstenplan 2009-2012 was het eerste plan waarin volgens de BIS zou worden gewerkt. Het zou een periode worden waarin (design thinking en fastprototyping, anyone?) in de praktijk zou worden gekeken waar verbetering en verfijning kon worden aangebracht.
Helaas voor de ontwikkelaars van de BIS kwam de PVV aan de macht als gedoogpartner. Eenmanspartij Wilders dwong VVD en CDA tot de meest draconische maatregelen tegen kunstenaars en cultuur. Niet alleen een korting van 200 miljoen op de rijksuitgaven, een afschaffing van de WWIK voor zelfstandige kunstenaars en een korting op de gemeentebudgetten, maar ook een revanchistische afrekening met vermeend linkse tendensen in de kunst.
De BIS was levensgevaarlijk verwond in het eerste levensjaar en heeft daarna nooit de kans gekregen zich te ontwikkelen. Wat de Kamer in de jaren daarna heeft gedaan is vooral lapwerk en cherrypicking. Zo ontaardde het mooie stelsel van langjarige zekerheid op ‘functies’ en niet op poppetjes, naast een flexibel systeem van ‘poppetjes’ in allerlei rollen, in een 2-klassensysteem waarbij smaken en agenda’s belangrijker werden dan het stelsel.
Nu, 15 jaar nadat een goed systeem geen kans kreeg, dropt de Raad voor Cultuur dus een ‘nieuw’ systeem dat lijkt op het Britse, wat heel toevallig in 2006 al door het ministerie werd onderzocht en ongeschikt bevonden.
Welk design is gethinkt?
En wat voor design thinking staat daar tegenover. Blader voor de lol eens naar het eind van het Advies. Op pagina 175 komt namelijk de aap uit de mouw. Daarin stelt de raad: “De periode vanaf nu tot aan 2029 is te benutten als testfase. Ons advies luidt voor deze periode: verken, onderzoek, definieer, concretiseer, test en valideer.”
De Raad vertelt de sector dat het nieuwe advies met een landelijk fonds een ‘prototype’ is, waar nog van alles mee kan gebeuren. En dat lijkt ook zo, behalve dan dat het prototype niet kan worden verworpen als blijkt dat het tot meer bureaucratie en dus meer ellende zal leiden. Alle stappen die de Raad beschrijft gaan niet over de essentie van het advies, namelijk dat Rijkscultuurfonds, maar over de uitwerking van details daarna.
Niemand durft nog terug te kijken naar het plan uit 2007, dat ontstaan was in decennia van overleg en uitproberen. Een structuur die kansen bood, maar die zelf nooit gekregen heeft. Nu begint de Raad opnieuw, zonder echte reflectie op wat er was, alleen met uitzicht op veel hele lange jaren waarin hele dure adviseurs en verandermanagers alle energie uit de kunstwereld zullen trekken.
Dat is geen design thinking, maar opgelegd protocol.
Waarom eigenlijk?