Is kunst een manier om geld te verdienen, of iets dat de wereld verrijkt? De vraag is lastiger dan hij op het eerste gezicht lijkt. Wie kunst maakt, ziet dat werk als iets waar anderen voor moeten betalen, omdat er op zijn minst arbeid en materiaal in verwerkt is, en er ook nog eens immateriële waarde is gegenereerd. Het verhaal begint dan ook bij die immateriële waarde, want daar heeft de kunstenaar zelf bitter weinig over te zeggen.
Wie door een museum loopt, is blij met al het moois dat er te zien is, maar gaat niet voor elk afzonderlijk kunstwerk betalen. Het entreekaartje was al duur genoeg. Uiteindelijk zorgt dat ervoor dat de makers van origineel werk steeds onzichtbaarder worden.
De vraag wat echt is, en wat nep, speelt een hoofdrol in dit Holland Festival. In werkelijk elke voorstelling die ik meemaakte, gaat het erover. De voorstelling ROHTKO, die op woensdag 25 juni voor het eerst in Nederland was te zien, doet er nog een schepje bovenop. De Letse theatermaker Łukasz Twarkowski pakt uit met een vier uur durende show vol draaiende tonelen, gefilmde scènes en keiharde beats, en alles draait om de vraag of we überhaupt nog kunnen bepalen wat kunst is, en of we ons daar druk over moeten maken.
Vervalsing
ROHTKO gaat over Mark Rothko. De schilder van die waanzinnig makende monochrome doeken kreeg in het begin van deze eeuw extra reputatie doordat een wereldvermaarde galerie in New York een hele berg vervalsingen van zijn werk voor echt had verkocht. Toen duidelijk werd dat de doeken niet door Rothko waren geschilderd, volgden miljoenenclaims. Wie eerst genoten had van zijn miljoenenaankoop, kon nooit meer ongebroken kijken naar hetzelfde doek, toen bleek dat het uit een Chinese kopieershop kwam. Wat was er mis met het gevoel voor die kennis?
In het verre oosten heersen andere conventies over intellectueel eigendom dan hier. Waar ‘onze’ architect Ben van Berkel in de eerste jaren na de bouw nog geld wilde zien voor elke foto waarin ‘zijn’ Erasmusbrug te zien was, is het namaken van Van Goghs Zonnebloemen in China eerder een eerbetoon dan een verdienmodel. En: hoe beter de kopie, hoe mooier.
Veel van het goede
Zo kom je dus op het terrein waar de Japanse danser Kawaguchi al twaalf jaar de wereld over reist met een kopie van de geïmproviseerde voelsdans van Kazuo Ohno. De vragen die hij oproept over het verschil tussen kopie en origineel, staan eigenlijk centraal in ROHTKO.
De vier uur durende Letse show van Twarkowski (dus niet te verwarren met die filmmaker zonder ‘w’) is soms heel erg veel van het goede. Het toneel van de Rabozaal in de Amsterdamse Stadsschouwburg biedt ruimte aan rijdende containers waarin een levensechte kopie is opgenomen van het Chinese restaurant in New York waar de kunstscene in de tachtiger jaren graag zijn dumplings haalde. Een bonte stoet personages, waaronder Rothko zelf, draait om elkaar heen, terwijl de regie zo goed zijn best doet om alles in tijd en ruimte door elkaar te husselen dat we in de zaal het spoor bijster raken.
Perverse verdienmodellen
Dat is precies de bedoeling, want de vragen die de voorstelling wil oproepen gaan niet over wie wat waar gedaan of gemaakt heeft, maar over de vraag wat we authentiek of nep vinden, en wie bepaalt wat iets waard is. In vooral de beeldende-kunstwereld zijn de verdienmodellen vaak pervers, en let iedereen op iedereen om te weten wat goed en slecht is.
De voorstelling eindigt als een zwaarmoedige versie van de film The Square, bekend van die uit de hand gelopen Gorilla-performance tijdens een fundraisingdiner. We weten niet meer wat we weten en voelen. Want dat geeft de voorstelling je na vier uur overmacht onomstotelijk mee: in de hele waardeketen van de kunst is het de kunstenaar zelf die steeds dieper onderaan de voedselpiramide terecht is gekomen.