Veel meer mensen hebben de Koningin met Prinsjesdag toegezwaaid dan dat er een dag eerder op het Malieveld stonden om tegen de bezuinigingen te protesteren. Waarom zijn we niet in staat om in opstand te komen? En wat kunnen we leren van de opstand van het Tahrirplein. Dat waren enkele vragen die voorbij kwamen tijdens ‘Lessen in revolte’, het debat van de Internationale Keuze.
‘We hebben vanavond geen opstand ontketend’, zou presentator Lex Bohmeijer aan het eind van het debat enigszins beteuterd constateren. Misschien zijn we er – zeker in het keurslijf van een Keurig Nederlands Debat – gewoon niet toe in staat om eens tegen wat conventies aan te schoppen. De keren dat er tijdens de avond onconventioneel tegen haren in werd gestreken, werd dat steeds snel gesust. Aan die gestreken haren lag ook geen klassenbewustzijn ten grondslag of hogere idealen, maar vooral de onverenigbare karakters van socioloog Willem Schinkel en historicus Thierry Baudet.
Terug naar het begin van het debat, terug naar het Tahrirplein. Ruud Gielens, theatermaker, was tijdens de opstand in Cairo en maakte een voorstelling over de revolutie: ‘De grootste les voor de activisten’, zei Gielens, ‘was dat de revolutie nu eigenlijk pas echt begint.’ Nu de militaire macht zich dreigt te consolideren zullen de revolutionairen van tactiek moeten veranderen. Maar het ontbreekt aan leiders om de revolutie voort te zetten. ‘Het mooie van revolutie was dat er geen leiders waren. Maar nu zijn ze wel nodig, dacht Gielens.
Openluchtmuseum
De sprekers waren het snel eens dat wat er in Egypte gebeurt hoopvol stemt, maar dat het Westen voorzichtig moet zijn om de eigen ideeën van vrijheid en revolutie op de gebeurtenissen te projecteren. Willem Schinkels: ‘Die opstand is net zo goed een opstand tegen ons en onze regeringen die decennia lang de dictatoriale regimes in stand hebben gehouden. Ons past bescheidenheid en zelfreflectie.’ Gielens: ‘Het eerste spandoek wat er op het parlement hing zei: ‘No Foreign Intervention.’
We vinden onszelf in Europa nog heel erg belangrijk, maar onze rol in de wereld is uitgespeeld, stelde het panel vervolgens unaniem vast. Benali: ‘We zijn te rijk en te oud. Niemand wil overwerken en we zijn alleen maar pessimistisch. Europa is een openluchtmuseum. Er is ook niks waartegen we in opstand zouden moeten komen.’ Schinkels vulde daarbij aan dat onze ideologieën uit de 19e-eeuw zijn uitgeput.
Toch roept de bejaarde Franse schrijver Stéphane Hessel in zijn boekje ‘Indignez-vous’ op om ons te verzetten tegen de felbevochten waarden die we nu verkwanselen. De vraag is echter, zei Baudet, of die opstand de oplossing is. Hessel wil vooral terug naar het oude, terwijl we juist vooruit moeten kijken. Het systeem zoals we dat nu hebben gecreëerd is onhoudbaar geworden.
Oud-politica Hedy D’Ancona was blij met ‘Indignez-vous’: het neemt geen genoegen met de status quo. ‘Het gaat over een hoop die ik nog steeds koester. Ik wens me niet te schikken in de onrechtvaardigheid die ons nu wordt voorgeschoteld.’
Steggelen op Radio Een
Het probleem, vindt Schinkels, zit vooral in de depolitisering van de politiek. Onder Paars werd politiek ‘probleemmanagement.’ Baudet: ‘Maar uit het populisme blijkt toch juist een grote terugkeer naar de politiek.’ Schinkels: ‘Dat is nu juist het tragische van het populisme. Het komt in opstand tegen die depolitisering, maar uiteindelijk vinden ze vooral dat zij de problemen nog efficiënter gaan oplossen.’
De tegenstelling tussen Baudet en Schinkels begon nu lekker te broeien en ook Benali kwam in opstand, omdat het gesprek nu wel erg ver wegdreef van de opstand. Maar volgens de mores van het debat werd die revolte snel gesust.
Ook D’Ancona gaf aan dat alles in haar woelde om in opstand te komen. Maar dan vooral om los te komen van de bestaande structuren, van de politieke partijen misschien wel. Want ook die – ook de linkse – hebben geen wezenlijke nieuwe visies en lopen vast in hetzelfde discours. Benali was het met haar eens. We zijn blind voor de grote veranderingen in de wereld en ondertussen steggelen we met one-liners op Radio Een. Volgens Benali kan kunst ons helpen om fictieve alternatieven op de werkelijkheid te bieden. Maar aan de andere kant ontstaat revolutie pas echt als je ook echt iets te verliezen hebt. En dat hebben we niet. D’Ancona: ‘We moeten creatief aan de slag met de barre werkelijkheid en daarvoor heb je ook kunstenaars nodig.’
De opmerkingen over kunst leverden nog een snibbig debatje over de bezuinigingen op, dat snel werd afgekapt door Bohlmeijer. Terug naar het Tahrirplein en de revolutie ging het weer en naar de vraag, vanuit het publiek opgeroepen door theatermaker Guido Kleene, waarom juist in Egypte de revolutie kon ontstaan. Voor een revolutie, dacht Schinkels, is een stedelijke klasse nodig, een bevolking met veel jongeren en een sociaal probleem, dat in Egypte werd gevormd door de hoge voedselprijzen.
In Nederland, stelde hij nog maar eens vast, doen zich niet echt de ideale omstandigheden voor een revolutie voor. ‘We hebben een hele brede middenklasse, waardoor ook de politiek nauwelijks is gedifferentieerd. Als je ergens in het midden gaat zitten, zit je altijd goed. Misschien als de kloof tussen arm en rijk door de kabinetsmaatregelen nog groter wordt…’
Comments are closed.