Wie gaat vanavond naar huis met de C. Buddingh’-Prijs, de bekroning voor het beste Nederlandstalige dichtdebuut van het afgelopen jaar? Dat wordt vanavond bekendgemaakt op Poetry International. A Quattro Mani doet een voorspelling.
Dicht bij huis
Kanshebbers zijn Mathijs Gomperts met Zes, Jonathan Griffioen met Wijk, Sebastiene Postma met haar bundel Trappen and Marieke Rijneveld met Kalfsvlies.
De vier zijn overgebleven uit een stapel van 21 dichtbundels. Volgens de juryleden, Joke van Leeuwen, Arjan Peters en Nachoem Wijnberg, bleven de meeste dichters te dicht bij huis. ‘Persoonlijke herinneringen of emoties worden tot gedicht opgewerkt, waarbij zaken als experiment in vorm of de kracht van muzikaliteit in een tekst veelal ontbreken. Dit ietwat sombere beeld is zeker niet van toepassing op de vier genomineerde debutanten, die zich juist door onderwerpkeuzes, vorm of een combinatie van die twee, aan de poëtische bedeesdheid van de nieuwste dichtgeneratie onttrekt.’
Drie van de vier genomineerde bundels gaan overigens wel degelijk over herinneringen aan een jeugd, maar op een eigenzinniger manier. Zo heeft Mathijs Gomperts (1988) in Zes gekozen voor het perspectief van een 6-jarig jongetje (al passen de woorden daar niet altijd bij), en beschrijft de wereld en belevenissen die daarbij passen:
Het bad is groot genoeg voor ons allemaal
ook voor de walvis
die met zijn staart het putje openhoudt
als je op een oud mannetje begint te lijken
we zitten samen in een sarcofaag,
glad als porselein aan je billen
ik aan het voeteneind,
tussen pappa’s voeten die als palmen
uit het water steken
Het zijn intieme, soms wat weemoedige mijmeringen; de beschrijving van een wereld waarin nog niet veel schokkends gebeurt. Dat is ook meteen een beetje een minpunt van de bundel, die mooi is, maar nergens écht verrast.
At Wijk beschrijft Jonathan Griffioen (1987) het opgroeien van een puber in Wijk bij Duurstede. De ingrediënten van een puberleven zijn al iets pittiger, want in Wijk worden er ook duistere handeltjes gedreven en drugs gebruikt, of mensen buitengesloten:
voor joden geen plek in Wijk.
wie keppeltjes draagt
wordt van de kermis geplukt
en buiten het dorp uit de kofferbak.
we staan met plakkerige handkommen
rondom de grote jongens.
we zijn geen moederschoot, de weilanden
om ons heen geen zachte handen.
het regent vuistenvol botsautomuntjes.
Geheel afwijkend is de bundel Trappen from Sebastiene Postma (1957). Geen jeugd, geen persoonlijke herinneringen, maar essayistische verzen die gaan over Engelse poëzie, de Romantiek. Postma voert bekende dichters en schrijvers op, zoals Coleridge, Eliot en Milton, en gebruikt hun biografie ter inspiratie. Elke bijdrage in de bundel is opgebouwd volgens een vast stramien en bevat in elk geval één keer het beeld van een trap, dat in meerdere betekenissen een rol speelt: als een schop, een ladder, een trede, een val. Samengebald in een strak kader vormen traditie en verzet één geheel.
Crane dacht: waste land?
Nee, nee, hij heeft het helemaal fout.
Welke eikel ziet niet de wellust,
het uit geilheid willen grijpen.
Het hete schoppen,
reiken.
Tree naar tree, overloop naar overloop.
Je ziet toch de eruptie én overstelping?
Voor crane waren klaarkomen en verdrinken
hetzelfde. Een woord was een zaadlozing
waarin je verzoop. Hij sprong
toen hij tweeëndertig was in de Golf
van Mexico overboord, na ’s nachts
in dronken toestand door een matroos
te zijn mishandeld. Hij koos altijd de verkeerde uit
om een obsceen voorstel aan te doen.
Het lichaam is nooit gevonden.
(…)
De keten voert naar de overkant door klinken.
Dit is het? de vervoering waarvoor de keer op keer verdrinken?
Het is absoluut bijzonder wat Postma doet, ze reikt verder dan alleen het kleine, het persoonlijke, en dat is prijzenswaardig. Tegelijk hebben haar erudiete prozagedichten hebben ook iets afstandelijks, waardoor ze eerder interessant zijn dan verleidelijk of vervoerend. Trappen is daardoor weliswaar een opmerkelijke bundel, maar niet eentje die je ademloos, ontroerd of in verwondering achterlaat.
Dat doet Marieke Rijneveld (1991) wel in haar bundel Kalfsvlies. Ze is niet alleen de jongste van de genomineerden, maar ook degene met de meeste bravoure. De verzen in Kalfsvlies, gedichten die in vorm en woorddichtheid aanschurken tegen proza, maar in beeldentaal en poëtische zeggingskracht toch niets anders dan poëzie kunnen zijn, werken overrompelend en vertonen een lenigheid in taal en metaforen zoals je die niet vaak tegenkomt. Haar werk doet denken aan dat van haar Vlaamse collega Delphine Lecompte, maar is onmiskenbaar eigen en origineel. Opgroeien op een boerderij, het gezinsleven en alles wat daarbij hoort, worden bij haar een avontuurlijk fenomeen, met mannen die hun kinderen voor het eerst tot vliegtuigjes vouwen, ogen als mozzarellabolletjes en mensen als melkpannetjes.
Onze holtes in het matras zijn net schaafwonden die vanzelf herstellen
alsof het een raadsel moet blijven wie zich daar vannacht te rusten heeft
gelegd met de armen om de knieën geslagen als een bommetje op het droge.
Iedere ochtend laat je de badkamer beslagen achter en mag ik douchen
in jouw mistig wakker worden, scheer je mijn benen in het ochtendlicht met een
zilver mesje dat steeds van onder naar boven gaat net als onze gesprekken.
Sinds kort speel ik weer met lego om mijn verlangen visueel te maken, me te
verschuilen achter een groter plan terwijl ik niets liever wil dan bouwen zonder
metseldrang; jij ziet overal een kind in maar hoe maak je een muur als
cement ontbreekt of als de witte stroken op mijn benen geen wegen zijn maar
invoegstroken, als ik niet snel genoeg ben kom ik er niet meer tussen.
Rijnevelds formuleringen zijn oorspronkelijk, rijk, uitnodigend en uitdagend, en daarmee doet ze precies datgene wat goede poëzie weet te bewerkstelligen: ze maakt de taal nieuw. Rijneveld behaalt in dit debuut een hoog niveau, en dat maakt nieuwsgierig naar wat er nog meer van deze jonge dichteres te verwachten valt. Het kan bijna niet anders dan dat Marieke Rijneveld vanavond met de C. Buddingh’-Prijs naar huis gaat.
Zes van Mathijs Gomperts is verschenen bij Van Oorschot. Wijk van Jonathan Griffioen is uitgekomen bij Lebowski en de bundels Trappen van Sebastienne Postma en Kalfsvlies van Marieke Rijneveld zijn beide uitgegeven door AtlasContact.