Twee van de mooiste verhalen uit de wereldliteratuur zijn recentelijk opnieuw uitgegeven. De doden (1914) van James Joyce en De klerk Bartleby (1853) van Herman Melville hebben de tand des tijds moeiteloos weerstaan. Ze zijn nog steeds prachtig om te lezen.
‘Zijn ziel ebde langzaam weg, toen hij het zachtjes hoorde sneeuwen door het heelal en zachtjes sneeuwen in het laatste uur over levenden en doden.’
Er zijn van die slotregels die je altijd bijblijven. Die je een keer hebt gelezen en nooit meer vergeet. Voor mij zijn dat de laatste zinnen van De doden (hierboven in de oude vertaling van Rein Bloem) van James Joyce. Oorspronkelijk het laatste verhaal uit zijn bundel Dubliners, maar in een mooie uitgave los verschenen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep. Een juweeltje, voor een paar euro te koop in de boekhandel.
Joyce is niet de meest toegankelijke schrijver uit de wereldliteratuur. Integendeel. Finnegans Wake geldt als onleesbaar en het lezen van zijn meesterwerk Ulysses is op z’n minst een pittige klus. Maar gelukkig geldt dat niet voor de verhalen uit Dubliners. En al helemaal niet voor De doden, dat vaak wordt gezien als een toegankelijke poort tot het oeuvre van Joyce. De schrijver experimenteert hier voor het eerst met de monologue intérieur, waarmee hij later beroemd zou worden. Maar wat mij betreft mag zo’n opmerking ook gelijk weer in de prullenbak. Want boven alles is De doden een magnifiek verhaal. Een indrukwekkende leeservaring.
Vette bruine gans
Het is bijna Kerst. Juffrouw Kate en juffrouw Julia geven hun jaarlijkse bal. Een voor een verschijnen de gasten, er wordt gedanst, gegeten (vette bruine gans, gemarineerd ribstuk, pudding), er is vrees voor Freddy Malins die wel weer dronken zal verschijnen en Gabriel houdt zoals gebruikelijk een korte tafelrede.
Meesterlijk verschuift de aandacht in het verhaal steeds meer naar deze Gabriel. We leren hem beter kennen, ik zou bijna schrijven: we worden één met hem. Hij is bang dat zijn tafelrede te hoogdravend zal zijn, is bezorgd voor de gezondheid van zijn vrouw Gretta en jaloers als ze met te veel aandacht luistert naar de tenor Bartelle D’Arcy.
Dan is het tijd om naar huis te gaan. In de koets naar hun hotel wordt Gabriel bevangen door een vreemde combinatie van vreugde, lust en woede. In de kamer zoekt hij de nabijheid van zijn vrouw. Dan, terwijl het buiten weer is gaan sneeuwen (‘Ja, de kranten hadden gelijk: heel Ierland was ondergesneeuwd’) verschijnt de schim die op de achtergrond van het verhaal voortdurend al aanwezig is geweest: Michael Fury, de vroegere minnaar van Gretta.
Terwijl zijn vrouw in slaap in slaap is gevallen en Gabriel nadenkt over Michael Fury voelt hij de aanwezigheid van alle mensen die al zijn gestorven of nog zullen sterven.
Walvisvaarder
Athenaeum-Polak & Van Gennep verzorgde ook een nieuwe uitgave van De klerk Bartleby van Herman Melville. Die auteur zullen de meeste lezers vooral met Moby Dick associëren. De klerk Bartleby is eveneens een geweldig verhaal, voor nog geen acht euro te koop. Onvoorstelbaar dat het in 1853, meer dan 150 jaar geleden, is geschreven. Het leest alsof het gisteren uit de printer is gerold.
Over dat verhaal zo meer. Eerst verdient het ongelukkige leven van die markante Melville een paar regels aandacht. Vertaalster Rosalien van Witsen vertelt er in haar nawoord over. Melville werkt bij een bank en bij de handelsonderneming van zijn broer, vaart op een koopvaardijschip en monstert dan aan op een walvisvaarder. Na een boel omzwervingen keert hij terug naar New York, waar hij zijn belevenissen verwerkt tot twee zeer succesvolle avonturenromans.
Shakespeare
Melville is echter niet tevreden over zijn traditionele schrijfaanpak. Hij verlegt zijn koers, verdiept zich in Shakespeare, de bijbel en Dickens en legt ziel en zaligheid in Moby Dick. Het moet zijn meesterwerk worden, zijn pièce de résistance, maar tot zijn grote wanhoop flopt het boek genadeloos. Daarna heeft het leven voor Melville eigenlijk geen zin meer. Hij gaat op reis, werkt bij de douane, schrijft nog een paar verhalen en romans en sterft in vergetelheid.
Moby Dick staat inmiddels bekend als een meesterwerk. Je zou kunnen denken dat Melville zijn tijd ver vooruit was, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de epische strijd tussen kapitein Achab en de witte potvis ook voor de moderne lezer nauwelijks te verteren kost is. De barokke stijl, chaotische structuur en eindeloze uiteenzettingen over bijvoorbeeld de toepassingen van walvistraanproducten vragen het uiterste van het geduld. Ik zal het maar eerlijk bekennen: ik ben drie keer aan Moby Dick begonnen en het is me nooit gelukt om het helemaal uit te lezen.
Nog één zijsprong: vlak voor zijn dood werkte Melville aan Billy Bud. De novelle is onvoltooid gebleven, maar inspireerde Benjamin Britten tot het componeren van zijn gelijknamige opera.
‘Liever niet’
Van Witsen suggereert in haar nawoord een verband tussen de negatieve ontvangst van Moby Dick and De klerk Bartley. Die link wordt vaker gelegd. Literatuurwetenschappers zagen het inmiddels klassieke verhaal ook als een protest tegen de moderne maatschappij, een schoolvoorbeeld van depressie en/of een pleidooi voor de vrije wil. Persoonlijk ben ik niet zo van de duiding. Boodschappen doe ik in de supermarkt. Er zijn echter genoeg lezers die het belangrijk vinden een verhaal te duiden en dat is hun vanzelfsprekend van harte gegund. Hun uitgangspunt is (wat mij betreft) niet beter of slechter. Ook het mooie van literatuur: de vrijheid van de lezer.
Verteller van De klerk Bartleby is een griffier met een kantoor op Wall Street. Het is druk en hij heeft een nieuwe klerk nodig. Dan verschijnt Bartleby in het verhaal: ‘bleek en keurig, zielig en fatsoenlijk en totaal verloren’. De eerste dagen is er nog niets aan de hand. Bartleby doet keurig wat hem wordt opgedragen. Totdat hij de opdracht krijgt een document te kopiëren en vriendelijk maar beslist antwoordt: ‘liever niet’ (in het Engels ‘I’d prefer not to’).
Vervolgens weigert Bartleby steeds vaker opdrachten, zonder opgave van reden, maar wel steeds met dezelfde formulering: ‘liever niet’.
Ontslaan die man, zou je misschien denken, maar Bartleby’s baas blijkt een beter mens dan hij zelf had vermoed. Want ondanks al zijn frustratie en woede blijft hij zich redelijke opstellen en ontdekt zo ook zijn eigen menselijkheid. Ondanks het feit dat de zaken in het kantoor steeds verder uit de hand lopen.
Onweerstaanbaar
Naar de reden van Bartleby’s weigeringen blijft het gissen, wat het verhaal ook zo onweerstaanbaar maakt. De klerk blijft zelf een volkomen mysterieus persoon. Over zijn achtergrond is niets bekend. Pas helemaal aan het eind, als het noodlot al is ingetreden, licht Melville een tipje van de sluier op. Dit zou makkelijk een anticlimax kunnen zijn, ware het niet dat het zo’n magnifieke passage is.
De verteller bereikt namelijk het gerucht dat Bartleby heeft gewerkt bij de Dead Letter Office, een afdeling met onbestelbare brieven die worden verbrand. “Als ik aan dit gerucht denk, kan ik de gevoelens die zich van me meester maken niet adequaat omschrijven. Onbestelbare brieven, dode brieven! Klinkt het niet als dode mensen… Bedoeld als levensteken, sterven deze brieven een spoedige dood.
Ach Bartleby! Ach mensheid!”