Het openingsbeeld van Octavia. Trepanation is meteen raak. Ter weerszijden van het gelauwerde hoofd van Lenin staat een leger van Chinese terracottastrijders. – Zonder hoofd. Lenins brein volstaat voor allen, zo is de suggestie. Associaties met het beeld van Che Guevara in Reconstruction uit 1969 dringen zich op. Maar waar die opera zijn (anti-Amerikaanse) boodschap glashelder over het voetlicht bracht, zaaien regisseur Boris Joechananov en componist Dmitri Kourliandski enkel verwarring. Politieke opera, het blijft heikel.
Wel rood licht, geen rode draad
Op papier beloofde deze nieuwe productie van het Holland Festival een interessant licht te werpen op de werking van tirannie. Joechananov en Kourliandski brengen drie historische heersers samen. De Chinese keizer die met zijn leger begraven wil worden, de Romeinse heerser Nero die zijn eigen stad verwoest, de Russische revolutionair Lenin die net zo’n tiran blijkt te zijn als de door hem verdreven tsaar. Het toneel baadt veelal in bloedrood licht, net als de opengeklapte schedel van Lenin (trepanatie = schedellichting). Een rode draad in het verhaal valt echter niet te ontdekken.
Het begint nog goed. Het hoofdeloze terracottaleger zoemt aangehouden vocalen, terwijl de schedel van Lenin met een laserstraal wordt gelicht. Maar al snel gaat het fout. In diens brein verschijnt de Romeinse filosoof Seneca. De bariton Alexei Kochanov heeft hoorbaar moeite met zijn ongemakkelijke partijen, schakelend tussen het lage en het falsetregister. Hij declameert als een zoutzak, tegen de achtergrond van het vocaliserende koor en duister ronkende elektronische klanken. Waarom zijn stem – en die van de overige solisten – versterkt moet worden is een raadsel. Het klinkt afstandelijk en onnatuurlijk.
Pamflettistisch libretto
Geen enkel personage krijgt de kans zich op welke manier dan ook te ontwikkelen. Van interactie is evenmin sprake. In plaats van in te zoomen op ons (al te) menselijke handelen biedt Octavia. Trepanation slechts een aaneenschakeling van pamflettistische teksten. Onmogelijk dus je met wie dan ook te identificeren. Ook blijft volstrekt onduidelijk wat de relatie zou zijn tussen al die statische personen op het podium. Waarom duikt Trotski op in een setting met Nero en Seneca? Wat doet die Boeddha in Lenins hoofd? Geen idee.
Eindeloze traagheid
Naar eigen zeggen heeft Kourliandski voor zijn partituur ‘de schedel gelicht’ van het revolutionaire, oorspronkelijk Poolse lied Varsjavjanka uit de negentiende-eeuw. Een favoriet van Lenin, heet het. Kourliandski rekte de melodie ervan honderd keer uit – maar waartoe eigenlijk? Anderhalf uur traag verglijdende, al dan niet dissonante (samen)klanken leiden niet tot spannende of boeiende muziek.
De voortdurende afwisseling tussen lang aangehouden tonen in falset en sneller gereciteerde frasen in de borststem gaat irriteren. Net als de schrille meeuwenkreetjes van een plotseling in Lenins schedel opduikend vrouwenkoor. Ook de almaar onheilspellend dreunende elektronica is te eenvormig om de aandacht vast te houden.
Nazi-achtige legionairs
Het enige moment van (lichte) ontroering levert de geest van Agrippina (de mezzosopraan Arina Zvereva). Stokkend, haast fluisterend beklaagt zij zich over de moordlust van haar zoon Nero. Koor en elektronica roepen met zachte klanken een ingehouden spanning op. Geestig zijn verder de vier legionairs, die met hun rode plastic pakken en helmen wel iets weghebben van brandweermannen. Met resolute, soms nazi-achtige gebaren zetten zij het terracottaleger en de overige personen keer op keer dwingend op hun plaats.
Aardige details, maar deze volstrekt ondramatische opera valt er niet mee te redden.
Gehoord donderdag 15 juni, Muziekgebouw aan ’t IJ Amsterdam, door Stanislavsky Electrotheatre. Daar nog te zien vrijdag 16 juni