Dinsdag 13 maart opent het Opera Forward Festival met Das Floss der Medusa van Hans Werner Henze. Dit oratorium uit 1968 sluit naadloos aan bij het thema van de derde editie: Noodlot en Besef. Het is geïnspireerd op een waargebeurd verhaal uit 1816, toen het Franse fregat Méduse strandde op de Afrikaanse kust. De opvarenden werden aan hun lot overgelaten; van de 154 opvarenden overleefden er slechts veertien.
De Franse schilder Théodore Géricault vereeuwigde dit tragische voorval op zijn doek Le radeau de la Méduse. Dit vormde ook het uitgangspunt voor Henze (1926-2012). Zijn oratorium is een tijdloos requiem voor de naamloze slachtoffers van de onverschilligheid van de bevoorrechten. Het stuk wordt geregisseerd door Romeo Castellucci en gedirigeerd door Ingo Metzmacher, die persoonlijk met Henze gewerkt heeft. ‘Henze kwam vanuit een diep menselijke houding op voor de zwakkeren in onze maatschappij. Hij was oprecht links. Dat werd hem in Duitsland niet altijd in dank afgenomen.’
Melodie als uitgangspunt
Lange tijd werd hij ook als componist niet helemaal au sérieux genomen, hoe verklaart u dat?
Eind twintigste eeuw gold het modernisme als enige waarheid, maar Henze beriep zich op de muziektraditie. Hij greep terug op componisten als Alban Berg en Karl Amadeus Hartmann en had een grote gevoeligheid voor klank. Zijn muziek kwam voort uit het theater, uit gezang; zingen is op zich al iets traditioneels. Anders dan zijn tijdgenoten zocht hij naar mooie melodieën. Hij voelde zich in Duitsland onbegrepen, daarom verhuisde hij naar Italië. Daar was ook zijn politiek engagement minder omstreden.
Henze schreef bovendien in traditionele vormen, zoals symfonieën, opera’s en dit oratorium, Das Floss der Medusa. Die genres zijn eeuwen oud, hij voelde zich duidelijk goed bij de officiële canon. Persoonlijk vind ik zijn muziek ongelooflijk complex, maar tegelijkertijd zit deze de tekst altijd dicht op de huid. Henze heeft een groot gevoel voor dramatiek, gebruikt sterke contrasten en tegenstellingen. Zijn muziek is zeer lyrisch, altijd gedacht vanuit de klank. Ook in Das Floss der Medusa zijn de lyrische momenten wat mij betreft het sterkst.
Opmerkelijk: de rol van de dood wordt gezongen door een vrouw.
Ja, daar heb je het al! Wij zeggen ‘Der Tod’, mannelijk; in het Italiaans is het ‘La morte’, vrouwelijk. Het sprak voor Henze vanzelf dat de dood een vrouwenstem moest worden, dat vond hij echt belangrijk. De dood is verlokkend en verleidelijk, iets dat je opneemt, geborgenheid geeft. Hij/zij vertegenwoordigt een grote kracht in dit stuk, ook muzikaal. De stem van de sopraan is verknoopt met de strijkers, zeer suggestief en bekoorlijk. Van de 154 opvarenden zijn er maar veertien die haar lokroep kunnen weerstaan.
Onophoudelijke lokroep van de dood
Dat impliceert dat de mensen hun dood zelf kiezen, terwijl ze slachtoffer zijn. De overheid steekt immers geen poot uit om hen van hun gammele vlot te redden.
Zeker, maar als je in grote nood bent is de verleiding groot je in de armen van de dood te werpen. Bovendien is die in dit oratorium een persoon. Een vrouw, die onophoudelijk zingt: ‘Kom toch bij mij. Hier is het mooier. Jullie zijn sowieso met veel te velen.’
Die roep klinkt onophoudelijk, luid en duidelijk, innemend, vleiend. Ik vind het interessant dat Henze die verlokking zo sterk benadrukt. Als de mensen eenmaal gestorven zijn, zingen ze naast teksten uit Dantes Inferno ook fragmenten uit Paradiso. Zonder die ambivalentie was het een puur proteststuk geworden, een soort agit-prop. Op deze manier krijgt het een diepere lading.
Das Floss der Medusa is op dit moment natuurlijk zeer actueel. Al meteen toen de vluchtelingencrisis uitbrak dacht ik: we moeten dit stuk op de planken brengen. En Castellucci trekt het inderdaad naar het heden. Hij is zelfs naar Senegal geweest, waar hij een film gedraaid heeft. Volgens mij zou hij het liefst elke avond een live verbinding leggen met de bootvluchtelingen op de Middellandse Zee. Maar dat moet je hem vragen, bovendien is dat technisch onmogelijk.
Actueel zonder sentiment
Het is sowieso een grote uitdaging een dergelijk oratorium te ensceneren. Maar als iemand dat kan, dan wel hij. Zonder in sentimentaliteit te vervallen wil hij de mensen raken, laten nadenken over de universele thematiek. In wezen gaat het natuurlijk om macht.
Wij weigeren een hand uit te steken naar de zwakkeren, de rechtelozen, de armen. Terwijl zij vechten voor hun leven leunen wij in het rijke Europa comfortabel achterover. Onze eerste impuls is niet helpen, maar de moed opgeven. Tegen die houding stelde Henze zich zijn leven lang te weer, wat hem mij zeer dierbaar maakt.
Naast de sopraan zijn er twee mannelijke solisten, wat is hun rol?
Een bariton zingt de rol van Jean-Charles, de mulat uit het oorspronkelijke verhaal die tot het laatst vecht tegen de dood. Als er eindelijk een schip in zicht komt zwaait hij met een rode vlag, maar kort na zijn redding sterft hij alsnog. Muzikaal is hij gekoppeld aan blazers, harp en melodische slagwerkinstrumenten. Zijn rol is uitgesproken dramatisch, met hem kunnen we ons persoonlijk identificeren.
Dan is er nog een verteller, die zichzelf Charon noemt, de middelaar tussen leven en dood. Hij vaart de mensen over met zijn boot; hij schept afstand met zijn objectieve toon. Charon is verknoopt met het slagwerk in het orkest, instrumenten zonder toonhoogte.
Drie werelden
Zo creëert Henze drie verschillende werelden, die grotendeels van elkaar gescheiden blijven. Uiteraard spelen de instrumenten soms ook samen, maar veelal staan ze tegenover elkaar. Daarom zitten de strijkers in de orkestbank links, de blazers rechts en daartussenin het slagwerk.
Een vergelijkbare verdeling zie je op het podium. Aan het begin van de voorstelling staan de koorzangers rechts. Zij vertegenwoordigen het rijk der levenden, de 154 mensen op het vlot, inclusief een aantal kinderen. Dan vangt het grote sterven aan en deelt het koor zich op. Het begint met een klein groepje doden dat naar de linkerkant van het podium beweegt.
In het tweede deel is die groep aanzienlijk gegroeid, omdat er al wat tijd voorbijgegaan is. Naar het einde toe vormen zich twee ‘solistische’ koren, bestaande uit de 14 levenden en 13 stervenden. Die laatste groep wordt vanzelfsprekend ook steeds kleiner en uiteindelijk staan rechts enkel nog die veertien overlevenden. Zo eindigt het stuk niet in pure wanhoop: zij vertegenwoordigen de hoop op een betere toekomst.
Utopische kracht
Die messianistische geesteshouding vind ik geweldig. Henzes werk heeft een indrukwekkende utopische kracht. Hij wilde mensen wakker schudden, uit hun comfortzone halen. Dat is hem in Das Floss der Medusa uitstekend gelukt. – Die springkracht mis ik eerlijk gezegd in contemporaine muziek.
Info en kaarten here.
Info en agenda Opera Forward Festival hier.