In 2014 maakte Morgan Knibbe (1989) de korte film Shipwreck, over de nasleep van een gruwelijke schipbreuk aan de kust van Lampedusa waarbij 350 vluchtelingen verdronken. Kort daarna maakte hij zijn eerste lange documentaire, eveneens over vluchtelingenproblematiek: ‘Those Who Feel the Burning’. Deze zeer indrukwekkende, originele en visueel sterke film was een van de beste Nederlandse films van de laatste decennia. Gefilmd vanuit het gezichtspunt van de geest van een verdronken vluchteling. Beide films wonnen terecht meer dan 30 prijzen, waaronder het Zilveren Luipaard van Locarno en een Gouden Kalf voor Beste Lange Documentaire.
De aanleiding voor dit gesprek was een symposium eind februari voor filmmakers georganiseerd door de Dutch Directors Guild(DDG) en Eye: Hoe hoog leggen we de Lat? Daarin zei je op de tribune dat het sinds ‘Those who Feel The Fire Burning’ (2014) erg moeilijk is om een film gefinancierd te krijgen.
‘Dat klopt. Ondanks de vele prijzen die ik heb gewonnen met mijn extreme-low-budget producties moet ik iedere keer vechten voor het vertrouwen van het filmfonds en word ik vaak afgewezen. Maar het ligt wel iets genuanceerder dan dat het Filmfonds mij consequent geen geld geeft. Ik heb de afgelopen jaren veel meegedaan aan financieringswedstrijden zoals De Oversteek, die ik steeds verloor, maar inmiddels heb ik na vaak opnieuw proberen wel wat regulier ontwikkelingsgeld gekregen. Daarnaast waren de ideeën die ik presenteerde behoorlijk gewaagd en groots van aanpak en soms hadden deze volgens het fonds niet voldoende relevantie voor de Nederlandse film.
In dit land moet je Nederlandse elementen in je film hebben om het gefinancierd te krijgen en het moet de Nederlandse cultuur stimuleren. Persoonlijk begrijp ik niet hoe dat rijmt met de ambitie van het fonds om de blik te verruimen en een internationale markt aan te spreken. We zien hier telkens dezelfde soort particuliere polderdrama’s. Hoe dan ook denk ik dat het goed is dat ik kritiek heb geuit tijdens het symposium, omdat veel mensen het idee hadden dat het met mij wel goed ging na Those Who Feel The Fire Burning.’
Ik kan me voorstellen dat het filmplan van Those Who Feel The Fire Burning moeilijk te plaatsen is voor een fonds.
‘Zeker. Ik had veel creatieve vrijheid omdat de film gefinancierd was met een Wildcard, een stimuleringsprijs van 40.000 euro die ik won met mijn eindexamenfilm. Ik denk dat de fondsen het hadden afgewezen als het op de normale manier was ingediend voor financiering. Wat ik frappant vind is dat de fondsen nooit vragen wat ik met de teksten die ik heb geschreven bedoel. Ze geven hun mening en zijn vaak hard in hun kritiek, maar ze proberen niet echt te begrijpen hoe ik tot mijn keuzes ben gekomen. Ze vragen diepgang, lef en uitdaging, maar diepgang en lef zijn niet altijd makkelijk te begrijpen en passen niet altijd binnen het referentiekader van de lezer. Maar goed, miscommunicatie en misinterpretatie zullen veel voorkomen, doordat alles op papier gecommuniceerd moet worden.
Het is moeilijk een financieringsstrategie te bedenken die voor iedereen werkt. Met mijn laatste filmplan heb ik wel geld voor het schrijven van een treatment ontvangen. Ik wil ook niet met mijn vinger wijzen naar mensen bij de fondsen, zij proberen het ook goed te doen. Er is te weinig echte dialoog tussen auteur en financier/fonds. Het is wel tekenend dat de filmers die anoniem meededen aan de enquête van de DDG ageren tegen de financiering, maar in de zaal er weinig makers reageren.’
Welke regels van het Fonds maken het moeilijk?
‘Vaak kom je net niet in aanmerking voor financiering door bureaucratische regels. Er zijn ook regels bedacht op Europees niveau waar je vrij weinig tegen in te brengen hebt, De films moeten een bepaalde lengte zijn, geschreven in het Nederlands, met Nederlandse elementen en een bepaalde hoeveelheid Nederlandse crew. Dat maakt het moeilijk als je een film in Manilla draait met voornamelijk een Filipijnse crew. Met mijn volledig zelf gefinancierde film The Atomic Soldiers wilde ik post-productie-financiering aanvragen. Ik dacht dat dat mogelijk was omdat ik op het IFFR draaide, maar ik kwam niet in aanmerking omdat je in competitie moet draaien.
Ik hoop dat het Gouden Kalf en de publicatie in de New York Times daar wel verandering in brengt… Mijn vriendin heeft ook een Wildcard gewonnen, maar zij mocht van het fonds niet mensen onder een bepaald honorarium in dienst nemen, terwijl er een hele groep mensen in de startblokken stond om met passie een film te maken en zo veel mogelijk geld in de productie terug te stoppen.’
Waar gaat je nieuwe filmplan over?
‘Het speelt zich af in Manila en gaat over een 12-jarige, aan crystal meth verslaafde biseksuele straatjongen en een Nederlandse pedofiel’
Het valt me op dat je behoorlijk zware onderwerpen kiest, vluchtelingen, soldaten als proefkonijn bij kernproeven en straatkinderen in Manilla.
‘Ik vind het belangrijk om de zere plekken in de samenleving aan te raken en mensen na te laten denken en te confronteren over moeilijke kwesties. Belangrijke thema’s in mijn werk zijn zelfdestructie, onderdrukking, machtsverhoudingen, de littekens van het koloniale verleden, xenofobie en seksualiteit. In Nederland gaan films vaak over particuliere onderwerpen. Zoals rouwverwerking, psychologische aandoeningen, ziektes, verlies. Dit is volgens mij een reflectie van onze welvaarsmaatschappij. Terwijl die Westerse welvaartspositie juist een interessant onderwerp is om het over te hebben, maar daar gaat het zelden op een diepgaande manier over. ‘
Maar meer naar binnen gerichte films kunnen ook de moeite waard zijn.
‘Dat is zo, ze kunnen ook heel mooi zijn. Ik heb een plan over een meer naar binnen gekeerde idee, maar het gaat wel over gender, seksualiteit en seksisme geschreven vanuit persoonlijke ervaring.’
Over je film Those Who Feel The Fire Burning, daarin ga je naar Lampedusa en Griekenland om je te verdiepen in het lot van de vluchtelingen. De film wordt verteld vanuit het gezichtspunt van de ziel van een verdronken vluchteling. Zijn ziel waart rond en wij zien korte scenes van vluchtelingen in hun overlevingsstrijd.
In hoeverre verschilden jij met jouw filmcrew dan van een journalisten crew?
‘Vaak was het alleen ik en mijn geluidsman. Het verschil was dat wij echt een band wilden opbouwen met de vluchtelingen. We waren op zoek naar mensen die hun alledaagse ervaringen wilden delen met ons, de menselijke kant van hun bestaan waarmee we ons allen kunnen identificeren. Het kost tijd om die dingen vast te kunnen leggen. Wij probeerden altijd eerlijk te zijn over onze intenties, wij konden ze geen geld geven maar we konden wel gezamenlijk een verhaal vertellen en we konden deze identiteit loze mensen een podium bieden.’
Hoe lang draaiden jullie?
‘In Griekenland ben ik ongeveer drie maanden geweest en in Lampedusa ongeveer twee weken. In Lampedusa had ik meer tijd willen hebben, ik voelde me daar een aasgier. Ik filmde er de nasleep van de verschrikkelijke schipbreuk van 13 oktober 2013, waarbij 350 mensen verdronken. Ik had weinig tijd om een band op te bouwen met de mensen en heb veel gefilmd gedurende de chaos aan de haven. Er waren talloze journalisten die ook aan het filmen waren. In plaats van de vluchtelingen die normaal gesproken worden gezien als indringers, was ik nu juist de indringer.
Het project begon eigenlijk in 2008. Mijn klasgenoot van de filmacademie Sam de Jong en ik gingen toen in ons eerste studiejaar op eigen houtje met twee krakkemikkige DV cameraatjes naar de havenstad Patras in Griekenland, omdat we de vluchtelingenproblematiek aan de kaak wilden stellen. Toen leefde het onderwerp nog nauwelijks in de media. We filmden de absurde situatie in de haven: er waren meer dan 4000 dakloze vluchtelingen die via de veerboten dieper Europa binnen probeerden te komen. Er waren toen veel Noord-Afrikanen, Syriërs en mensen uit Eritrea, Iran en Afghanistan.’
Waarom koos je ervoor om de film te maken vanuit de geest van een overleden vluchteling?
‘Dat kwam voort uit gesprekken met vluchtelingen in de eerste periode in Griekenland. Zij voelden zich als geesten in een vagevuur, tussen de hel die ze achterlieten en het vermeende paradijs waar ze naartoe op weg waren. Het perspectief van de film is het hoofdpersonage. De geest probeert schoonheid te zien te midden van alle misère, dat is de enige manier waarmee hij ermee kan omgaan.
Op het einde zie je mannen die op rituele wijze aan zelfkastijding doen. Hierdoor wordt de geest naar een hogere dimensie gezonden, waarin op een andere manier naar de realiteit gekeken wordt. Dan zweeft hij over de stad met talloze lichtjes. Hij kijkt omhoog en ziet de sterren, die samensmelten met de lichtjes van de stad. Dat is een symbool voor eenheid.
Film is een buitengewoon krachtig medium waarmee je ervaringen kunt delen en een zeer persoonlijke, subjectieve blik op de wereld kan laten zien. Met Those Who Feel wilde ik geen klaagzang maken maar proberen de kijker te laten voelen hoe het is om een vluchteling te zijn. Film is een empathiemachine, waardoor mensen zich kunnen verplaatsen in de situatie van anderen.’
Een soort verlichting?
‘Ja, zo kun je het zien, een vereniging waar het gaat om liefde en verbintenis in plaats van het uit elkaar drijven van mensen.’
Misschien ben je te origineel en te goed voor de Nederlandse film. Hollanders verdragen geen mensen die boven het maaiveld uitkomen.
‘Haha, nou dank je… Maar dat oordeel laat ik over aan het publiek. Maar ik voel wel dat ik in hokjes wordt geplaatst en ik voel me dus tijdens de ontwikkeling vaak onbegrepen, terwijl mijn werk wanneer het af is wel erkenning krijgt.
Hoe ik omga met de afwijzingen? Ik heb geleerd dat film maken een heel lang proces is, je hebt een lange adem nodig. Om te overleven doe ik allemaal klussen en maak soms iets voor Vice of doe camerawerk voor bijvoorbeeld David Verbeek’s film An Impossibly Small Object or A Year of Hope over straatkinderen in Manilla.’
Over The Atomic Soldiers, een korte documentaire over Amerikaanse soldaten die in de jaren vijftig verplicht meededen met atoomproeven in de Mojavewoestijn. Zij mochten er aan niemand iets over vertellen.
‘Soldaten werden gedwongen te zwijgen over hun ervaringen en moesten een contract tekenen, waarin stond dat zij vrijwillig meededen. Tot Bill Clinton in de jaren 90 de geheimhouding heeft opgeheven, maar dat is zo onder de radar gedaan dat mensen dat niet doorhadden. In totaal hebben ongeveer 400.000 Amerikaanse soldaten meegedaan aan de tests, waarvan de meesten zijn gestorven aan kanker. En dan hebben we het nog niet eens over de straling die over de rest van de VS en de wereld zijn verspreid, of de tests die door de Russen, Chinezen en Europeanen zijn uitgevoerd. Alles bij elkaar meer dan 2000 kernproeven wereldwijd.’
Hoe zijn de reacties in Amerika?
‘De film werd in een kortere versie uitgezonden door The New York Times, de reacties waren erg positief. Mensen waren blij dat deze misstand aan het licht is gekomen. Frappant is dat de veteranen boos zijn op hun overheid, maar toch vinden dat de Verenigde Staten het beste land is van de wereld.’
Ik las dat je van de documentaire The Atomic Soldiers een fictie film gaat maken.
‘Ja, dat is de bedoeling, de korte film is eigenlijk de research voor de grote film. Ik moest de film nu maken anders zouden de veteranen dood zijn, ik heb er zelf geld ingestoken. Met behulp van de National Association of Atomic Veterans, ben ik ze op het spoor gekomen. In het verleden zijn er wel films over de tests gemaakt, maar nooit zo gefocust op de persoonlijke verhalen.’
De stijl van filmen is totaal anders dan van ‘Those Who Feel The Fire Burning’. Die is heel vloeiend (steadycam) en in The Atomic Soldiers richt je je uitsluitend op de gezichten van de veteranen. Het zoveelste bewijs dat ‘Talking Heads’ erg fascinerend kunnen zijn als ze maar iets te vertellen hebben.
Ik las dat je de kijker bewust wilt maken dat een film subjectief is.
‘Ik vind het belangrijk dat de kijker zich bewust is dat het een subjectieve benadering is van de realiteit. Ik geloof niet in objectiviteit van de media.’
Is er dan niet het gevaar dat je de kijker eruit haalt?
‘Je moet doseren wanneer je de toeschouwer er bewust van maakt dat het film is. Je probeert mensen namelijk mee te slepen in een filmische, zintuigelijke ervaring. Maar tegelijkertijd vind ik het persoonlijk belangrijk om ook duidelijk te maken dat het een subjectieve interpretatie van de werkelijkheid is. Dit is een vorm van eerlijkheid die vaak ontbreekt in media.‘
Ik zit nu in de toelatingscommissie van de Filmacademie. Laatst zei een meisje ‘ik wil niet opleggen, maar blootleggen’. Dat vind ik heel sterk.’
Welke andere filmmakers inspireren je? ‘Op internationaal niveau worden er veel mooie dingen gemaakt. Recentelijk Mandy van Panos Cosmatos, Heli (Escalante). Good Time van de Safdie Brothers. Michael Glawogger (Working Man’s Death), Hubert Sauper (Darwin’s Nightmare), Lars von Trier vooral zijn vroege werk zoals Dancer in the Dark en The Idiots. Hana-Bi van Takeshi Kitano. George Lucas eerste film THX 1138. Under the Skin van Jonathen Glazer, Katherine Bigelow, Sean Baker, Ruben Ostlund, Ciro Guerra, Chris Cunningham, Bahman Ghobadi, Ousmane Sembene, Elem Klimov, Paul Thomas Anderson, Apichatpong Weerasethakul, Ulrich Seidl, Gus van Sant, Terrence Malick, Antonioni, Kubrick. En Irréversible van Gaspar Noé, een van de beste films die ik heb gezien. Welke Nederlandse makers? Echt op een hand te tellen. Alex van Warmerdam en Paul Verhoeven. En Hani Abu-Assad, maar dat is eigenlijk een Palestijn’
Hoe was het voor je om na het succes van ‘Those Who Feel’ zo de hemel in geprezen te worden?
‘Het zorgt wel voor wat prestatiedruk, maar de erkenning en de prijzen zijn erg fijn. Net als de publicatie van de New York Times en een reportage over atoomsoldaten die ik maakte voor Vice die nu 50 miljoen views heeft. Je hebt de erkenning nodig om weer verder te kunnen.’
Dit interview werd na de eerste versie aangevuld met informatie door Morgan Knibbe.
Comments are closed.