Het drukste jaar ooit in de carrière van woordkunstenaar Babs Gons (49) krijgt z’n bekroning met de publicatie van haar eerste dichtbundel, Doe het toch maar. Een debuut dat voor Gons zelf eerder voelt als een afscheid dan als een begin. ‘Voor een performer als ik is papier als vorm heel definitief.’
Erosie en wildgroei
Doe het toch maar heet de debuutbundel van schrijver en performer Babs Gons. Een toepasselijk gekozen titel, want haar gedichten toevertrouwen aan het papier vond Gons best lastig, bekent ze. ‘Ik schrijf voor het podium en breng de woorden tot leven in samenspel met het publiek. Sommige teksten uit de bundel zijn al vier jaar geleden ontstaan en hebben meerdere versies gehad. Er is erosie geweest, er is wildgroei geweest, de teksten hebben gelééfd. Nu krijgen ze in deze bundel een definitieve vorm. Alsof ze lang in een trein hebben gezeten en nu zijn gearriveerd op het eindstation en moeten uitstappen.’
Ondanks de lockdowns heb je het razend druk. Was het afgelopen jaar voor jou eerder een voedingsbodem voor groei dan een beperking?
‘Ik ben inderdaad een van de lucky few die nog heel veel heeft opgetreden, maar dan voor lenzen in plaats van mensen. Dat geeft een andere spanning en energie; je bent meer op jezelf aangewezen en moet de sfeer helemaal zelf opbouwen. Dat is kaal. Maar verder heb ik het afgelopen jaar niet echt als een beperking ervaren. Het was makkelijker om me te concentreren, en mijn leven was toch al niet zo heel sociaal meer de afgelopen jaren, omdat ik vaak werk in de weekenden en op vrije dagen. Bovendien heb ik last van chronische vermoeidheid, waardoor ik mijn energie goed moet doseren. Het contrast tussen mijn sociale leven en dat van anderen om me heen met een druk sociaal bestaan, werd dus juist kleiner.
Ik vond het bijzonder om te merken dat ondanks het feit dat we afstand moeten houden en elkaar niet mogen aanraken, veel situaties juist intiemer zijn dan voorheen. Pas geleden wijdde ik mijn column in Het Parool aan de Dodenherdenking, omdat ik zoveel mensen hoorde zeggen dat het vreselijk was, zo zonder de herdenking op de Dam. Maar bij mij is het nog nooit zo hard binnengekomen als nu, tijdens de beleving in mijn eigen straat. We moeten het kleiner en met minder doen. Maar die intimiteit is ook mooi.’
Hoewel Doe het toch maar gedichten bevat uit de afgelopen jaren, is de bundel verrassend actueel. Toeval?
‘Voor deze bundel heb ik al mijn werk tot nu toe doorgenomen en daaruit een selectie gemaakt, aangevuld met een aantal nieuwe teksten. Veel daarvan bleken nog steeds actueel en tijdloos. Alle onderwerpen die me aan het hart gaan, staan erin. Mijn gedichten ontstaan vanuit verontwaardiging, verontrusting en verwondering. Dat zijn de momenten dat ik mijn pen oppak. Niet om met mijn vingertje te wijzen, maar om zaken bloot te leggen en zichtbaar te maken.
Neem het gedicht “Ga terug naar je eigen land”. Dat wordt weleens gezegd tegen mensen van kleur of een andere culturele achtergrond, ook als ze hier zijn geboren en getogen. Ik wil niet meer dat zo’n opmerking negatief is. Hoe kan ik daar iets moois van maken? Ik geloof niet in het idee dat dít mijn land is, en dát het jouwe – we hebben allemaal een land ín ons, waar het vredig is en waar liefde heerst. Ik kan het niet verkroppen dat er mensen zijn die tegen anderen zeggen dat ze niet welkom zijn.
Ook een tekst als “Precies goed” gaat over acceptatie, mogen zijn wie je bent. Dat gedicht is een heel eigen leven gaan leiden; volgens mij hangt het op toiletdeuren en in tal van kantoren en therapieruimtes, althans, dat is wat ik hoor van mensen. Wonderbaarlijk! Dat heb ik niet van tevoren bedacht, maar kennelijk is het een thema dat leeft. In deze wereld hebben veel mensen het gevoel dat ze er niet mogen zijn, dat ze er niet bij horen of niet goed genoeg zijn, om wat oor reden dan ook. Dat vind ik onverdraaglijk en wil ik uitroeien met mijn pen.’
Je laat ook zien hoe pijnlijk achteloos taalgebruik kan zijn.
‘Ik denk dat het goed is ons taalgebruik te onderzoeken. Wat zég je nou eigenlijk, als je het woord “minderheid” gebruikt? Gaat dat echt om het aantal of wil je mensen erop wijzen dat ze een plekje lager op de schaal van mens-zijn bekleden?
Woorden als “normaal” en “gewoon” vind ik ook zo lastig. Als iemand als Rutte zegt dat we “normaal” moeten doen, is dat normaal volgens zíjn norm en waarden, en dat is funest voor grote groepen mensen in het land. Bovendien blijft er dan weinig ruimte over voor anders, voor nieuw.’
Wat kan Spoken Word of dichtkunst daartegen uitrichten?
‘Ik denk veel, omdat kunst het dagelijks leven onder de loep neemt, tegen de muur smijt, een andere kleur geeft. Het maakt dingen zichtbaar en geeft een vertaling van het dagelijkse leven, zodat we dat op een andere manier kunnen zien, voelen, begrijpen, duiden, een plek kunnen geven. Kunst is niet alleen vermaak, het is een noodzakelijke spiegel voor de samenleving. Het is troost en verwerking.
Ik vind het belangrijk dat mijn werk toegankelijk is sociale relevantie heeft. Het gedicht “Als je nooit in haar schoenen hebt gelopen” gaat over onveiligheid op straat voor vrouwen. Ik schreef het voor Wed in het kader van de Boekenweek. Nog steeds maakt het onder jonge vrouwen veel reacties los, zoals onlangs rondom de moord op de jonge Britse vrouw Sarah Everard.
Ook een gedicht als ‘Je kan overal zijn, je kan iedereen zijn”, dat gaat over opgroeien zonder je biologische vader – wat ik zelf heb meegemaakt –, maakte veel los. Ik kreeg de meest ontroerende brieven van toehoorders, die naar aanleiding van dat gedicht contact zochten met hun vader of moeder met wie ze jarenlang geen contact hebben gehad.’
Het is ook een liefdevolle bundel, juist omdat je aanstipt dat we niet moeten kijken naar wat ons scheidt, maar wat ons verbindt.
‘Precies daar draait het om: zie elkaar, zie jezelf terug in anderen. Zie elkaar als de mens die we allemaal zijn. We zijn verstoken geraakt van het besef dat we als mens ten diepste verbonden zijn met elkaar en de wereld. Dus als ik íéts wil bereiken met mijn werk, dan is het dat iedereen welkom is, in mijn woorden en in mijn gedichten.’