De Georgische componist Giya Kantsjeli (Tbilisi, 1935) componeert archaïsch klinkende, expressieve werken met een traag verloop, een enorme spanning en een hartverscheurende weemoed. Kenmerkend zijn de hevige dynamische contrasten: zijn muziek schakelt vaak plotseling van een bijna onhoorbaar pianissimo naar een oorsplijtend fortissimo.
Op 23 februari presenteert de omroepserie De Vrijdag van Vredenburg zijn monumentale Styx voor altviool, koor en orkest in TivoliVredenburg in Utrecht. Het Orchestre philharmonique de la radio, le Chœur de la Grande Radiodiffusion en de altviolist Maxym Rysanov worden gedirigeerd door Markus Stenz. De avond ervoor wordt Styx uitgevoerd in de aan De Vrijdag van Vredenburg gekoppelde jongerenserie ‘Pieces of Tomorrow’. Ik interviewde Kantsjeli over zijn meeslepende compositie.
Hoewel Giya Kantsjeli zijn vaderland na de val van de Sovjetunie verliet en sinds 1995 in Antwerpen woont, spreekt hij nog altijd uitsluitend Russisch en Georgisch. Het ‘gesprek’ wordt noodgedwongen via email gevoerd, waarbij Kantsjeli’s echtgenote de antwoorden van haar man zo goed en zo kwaad mogelijk in het Engels vertaalt.
U verliet Georgië in 1991 en woonde vier jaar in Berlijn alvorens domicilie te zoeken in Antwerpen. Heeft dit vrijwillige exil uw muziek beïnvloed?
‘Dat ik een paar jaar in Duitsland verbleef en nu in België woon heeft wel een zekere invloed op mijn werk gehad, maar eerlijk gezegd houd ik er niet van om invloeden te benoemen. Ik probeer geen enkele stilistische beweging te volgen of te verwerpen en voel me net zo verwant aan de pre-Bachperiode als aan de moderne tijd.
We moeten ons altijd rekenschap geven van alles wat er om ons heen gebeurt en ook in Georgië zou ik het wereldnieuws hebben meegekregen. Ik heb trouwens altijd het gevoel behouden in Georgië te zijn, ook al was ik fysiek afwezig. Om diezelfde reden denk ik er ook niet over terug te keren naar mijn vaderland.’
U verwerkt vaak elementen uit de Georgische volks- en traditionele muziek, geldt dit ook voor Styx?
‘Ik beschouw volksmuziek niet als muziek die door het volk gecreëerd werd. Voor mij zijn de wortels van de polyfonie van de Georgische ‘volksmuziek’ een eeuwig mysterie. Het volk kan weliswaar de voorwaarden scheppen voor het ontstaan van een bepaald soort muziek en het kan deze in de loop van de geschiedenis zelfs verrijken, maar oorspronkelijk moet zij geschreven zijn door genieën. Het (her)gebruik van deze muziek beschouw ik daarom als plagiaat’.[Tweet “Kantsjeli: ‘Het hergebruik van volksmuziek beschouw ik als plagiaat'”]
Uw Tweede Symfonie is echter geheel gebaseerd op een bundel met Georgische volksliederen en is daar zelfs naar vernoemd: ‘Pesnopenya’ (Liedgezangen).
‘Ja, maar ik zal nooit de volksmuziek van mijn land letterlijk citeren, hooguit een Georgische geest oproepen – ik heb er nooit naar gestreefd ‘Georgische muziek’ te schrijven.* In Styx refereer ik wel aan mijn vaderland door Georgische teksten te gebruiken en de namen van Georgische kloosters, kerken en overleden vrienden te noemen. Overigens heb ik de gezongen teksten niet zozeer om hun betekenis gekozen, als wel vanuit hun klankmogelijkheden. Door de manier waarop ik de woorden heb gezet ontdoe ik ze van hun syntactische betekenis, waardoor de altviool een belangrijkere rol in het discours krijgt.’
U schreef Styx in 1999 in opdracht van de Eduard van Beinum Stichting, voor de Oekraïense altviolist Yuri Bashmet. Wiens idee wat het zijn instrument te combineren met koor en orkest?
‘Eerder al had de Gaudeamus Muziekweek mij gevraagd een stuk te componeren voor koor en orkest en het was mijn idee dit te combineren met de altviool. Ik wilde Bashmet als solist omdat ik een heel specifieke altvioolklank in gedachten had. Zijn instrument heeft een stem die de door de rivier de Styx gescheiden werelden van de doden en de levenden met elkaar kan verbinden. De rijkdom van zijn klankkleuren en zijn diepgravende expressiviteit maken hem bij uitstek geschikt om verzoening, vrede en harmonie in onze ziel te generen. Zijn persoonlijke kwaliteiten zijn mij erg dierbaar.’
Vertegenwoordigt de altviool de stem van Charon, de veerman die de overledenen overvaart naar de onderwereld?
‘De rol van de altviool is inderdaad vergelijkbaar met die van veerman Charon, want hij bemiddelt tussen vijandige extremen, die ook kenmerkend zijn voor mijn muziek. Het instrument geeft het stuk een innerlijke samenhang en zijn zangerige stem roept herinneringen op aan geïmproviseerde epische liederen. Tegelijkertijd bouwt hij een brug tussen de vocale wereld van het koor en de instrumentale wereld van het orkest.
Overigens houd ik niet van dergelijke concrete duidingen, want al mijn muziek bevindt zich in een soort tussenwereld, maar ik begrijp de associatie. De titel werd me gesuggereerd door de violist Gidon Kremer, tijdens het componeren heb ik nooit één moment aan de Styx of aan Charon gedacht. Maar muziek is abstract en elke luisteraar mag er zijn of haar eigen gedachtes en gevoelens bij hebben.’
Styx werd in 1999 door Yuri Bashmet in première gebracht, nu speelt Maxim Rysanov de solopartij. Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor werden destijds geleid door Tõnu Kaljuste, nu door Markus Stenz, verwacht u grote verschillen?
‘De eerste uitvoering roept altijd zorgen en spanningen op, maar hij was in mijn herinnering zeer geslaagd. Natuurlijk zal het nu anders zijn, alleen al vanwege Markus Stenz. Hij kent mijn muziek heel goed en heeft er in Melbourne zelfs eens een festival aan gewijd. Ook Rysanov is me zeer dierbaar, dus ik ben ervan overtuigd dat de uitvoering een succes zal zijn.’
* De ‘Georgische geest’ zit hem in het veelvuldig gebruik van secundenbewegingen, stijgende en dalende kwartsprongen, modale toonladders, licht dissonante harmonieën en referenties aan Byzantijnse kerkmuziek.
Giya Kantsjeli: Styx
22 januari TivoliVredenburg Grote Zaal 21.00 uur ‘Pieces of Tomorrow’
23 januari TivoliVredenburg Grote Zaal 20.15 uur ‘Vrijdag van Vredenburg’ (na de pauze klinkt Lobgesang van Mendelssohn)
Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor olv Markus Stenz, Maxim Rysanov, altviool