Ik heb even getwijfeld of ik wel verslag zou doen van de theaterworkshop die maandag 9 november, in het kader van Danser sur le fil du rasoir, door Koon Theatre aan Syrische vluchtelingen werd aangeboden. Tijdens de workshop bereiden de vluchtelingen een korte presentatie voor die vrijdag 13 november, voorafgaand aan de theatervoorstelling Au-dessus de zéro, in Stadsschouwburg Utrecht wordt getoond.
De reden dat ik het spannend vind is dat de berichtgeving omtrent de Syrische vluchtelingen zó wisselend is dat je soms niet meer weet wat je moet geloven. Zelf lees ik NRC Next, waarin de nadruk ligt op de gevaarlijke reis die de vluchtelingen moeten maken en het overweldigende enthousiasme van Nederlanders die zich als vrijwilligers aanmelden bij vluchtelingenorganisaties. Mijn vriend, daarentegen, leest meer ‘rechtse’ nieuwsbronnen en vertelt mij dat het volgens die bronnen vooral jonge mannen zijn op zoek naar economisch gewin en soms mannen die van plan zijn niet-islamitische vrouwen te verkrachten. Ik weiger dat te geloven, maar het idee jaagt me toch angst aan.
Het is dan ook met lichte nervositeit dat ik maandagavond in het donker in de regen naar de Paardenkathedraal loop. Daar sta ik samen met een fotograaf van Dancing on the Edge tien minuten te schuilen, wanneer vier jongens aan komen fietsen. Ze zien er Westers uit en het is alleen aan het gebrekkig Nederlands van drie van de jongens dat ik kan afleiden dat ze vluchteling zijn. Ik begroet ze maar weet verder niet wat ik moet zeggen. Ik voel me nog steeds ongemakkelijk. We lachen vriendelijk naar elkaar.
“Helemaal ingeburgerd!” flap ik er enthousiast uit, maar wil me meteen voor mijn kop slaan. Is zo’n opmerking wel gepast?
Al gauw blijkt dat we bij de verkeerde locatie zijn. Wanneer een van de jongens ontdekt dat ik als enige te voet ben, biedt hij aan dat ik achterop zijn fiets mee kan liften. Ik neem het aanbod aan en en ga zitten. De jongen blijkt een volleerd fietser en zonder te wiebelen vraagt hij me vriendelijk of ik goed zit. Ik verbaas me over hoe natuurlijk het gaat en hoe veilig ik me bij hem voel. “Helemaal ingeburgerd!” flap ik er enthousiast uit, maar wil me meteen voor mijn kop slaan. Is zo’n opmerking wel gepast? Weer lacht de jongen vriendelijk en hij vraagt me wat ik doe. Ik vertel hem dat ik journalist ben en aan artikel over de workshop schrijf. Ik wil hem ook vragen stellen, maar weet niet waar ik beginnen moet. Stilletjes fietsen we verder.
Eenmaal bij de Snijzaal aangekomen neem ik plaats op een stoel aan de rand van de vloer. De rest van de deelnemers is er al en de workshop begint gelijk met een warming-up. De instructies zijn in het Arabisch, maar de bewegingen zijn herkenbaar. Eerst in een cirkel het lichaam bewegen, losmaken en opwarmen. Daarna door de ruimte lopen en de gaten vullen, maar daarbij geleidelijk aan steeds sneller lopen. Naarmate ik langer naar de lichamen kijk die de voor mij zo bekende oefeningen uitvoeren, zie ik geen ‘vluchtelingen’ meer, maar mensen.
Na een harde handklap van regisseur Osama Halal vallen de jongens op de grond. Als lijken blijven ze liggen. Iemand gaat de groep rond en kietelt de jongens. Wie lacht is is af en staat op om ook de anderen al kietelend weer tot leven te wekken. Daarna volgt een spel waarbij de jongens één voor één een witte stoel moeten pakken en er iets anders mee moeten uitbeelden. Zo wordt de stoel onder andere een auto, een roeiboot, een geweer, een toilet en een bed. Zijn dit momenten uit hun vlucht naar Nederland?
Vervolgens stellen de jongens zich om beurten aan elkaar voor. Ze vertellen over zichzelf, hoelang ze al in Nederland zijn en wat hun hobby’s zijn. De jongens staan voor mij in een rij met de rug naar mij toe. Het voorstellen gebeurt in het Arabisch. Slechts af en toe vang ik een bekend woord op: rap, breakdance, instagram, internet, video, hiphop, skateboard. Zo moeten zij zich doorgaans voelen, bedenk ik me: een buitenstaander. Waar ik voorheen de bewegende lichamen nog kon ‘lezen’, kan ik nu slechts afgaan op gezichtsuitdrukkingen, want de taal versta ik niet. Hoe moeilijk moet dat zijn, bedenk ik me. Die frustratie wegens de taalbarrière die ik nu slechts een uur voel, ervaren zij de hele tijd.
Tenslotte bereiden de jongens een korte presentatie voor, met rap, toneel en breakdance. Waar ik eerst een groep puberale jongens zag, zie ik nu verschillende persoonlijkheden. Als ik observeer hoe mijn houding ten opzichte van de jongens, en van vluchtelingen in het algemeen, is verschoven van onwetendheid en argwaan naar compassie en begrip, dringt het tot me door wat de kracht van theater is. Kranten verspreiden wel informatie, maar de afstand tot het onderwerp blijft bestaan. In het theater, tijdens deze workshop, kom ik face-to-face met de Syrische vluchtelingen en verdwijnt alle angst.
De workshop wordt afgesloten in een kring, waarbij iedereen elkaars hand vasthoudt. De vrouw van de regisseur vertaalt zijn mooie woorden: “He wishes for you to follow your dreams, to have nice things in life, and peace for all.”
Wil jij ook je eigen mening vormen? Kom dan vrijdag 13 november om 20.30 uur naar Stadsschouwburg Utrecht voor de multidisciplinaire theatervoorstelling Au-dessus de zéro van Koon Theatre. Gebaseerd op de verhalen en gedichten van Bertolt Brecht, gaan makers van uiteenlopende disciplines en achtergronden op zoek naar antwoorden op levensvragen ten tijde van oorlog. Voorafgaand (om 20.00 uur) is er een presentatie van de talentvolle vluchtelingenjongeren uit Utrecht.